Ik geef toe dat wij veel verkeerde dingen hebben gedaan. We hebben niet geleefd zoals U het wil. We zijn U ongehoorzaam geweest. We hebben ons niet aan uw wetten en leefregels willen houden.
En Ik geef hun het eeuwige leven. Ze zullen tot in eeuwigheid niet verloren gaan. Ze zijn van Mij en niemand zal ze uit mijn handen kunnen roven. Mijn Vader heeft hen aan Mij gegeven. Hij is machtiger dan wie dan ook. Niemand kan iets uit de handen van mijn Vader roven. Ik en de Vader zijn helemaal één.