Uit de richting van de troon hoorde ik een luide stem, die zei: ‘Nu is God zelf op aarde. Vanaf nu zal hij bij de mensen wonen. De mensen zullen zijn volk zijn, en hij zal hun God zijn. Hij zal al hun tranen drogen. Niemand zal meer sterven, en er zal geen verdriet en geen pijn meer zijn. Want alles van vroeger is verdwenen.’
Toen het Joodse Pinksterfeest begon, waren alle gelovigen bij elkaar in een huis. Opeens kwam er uit de hemel een vreemd geluid. Het klonk alsof het hard begon te waaien. Het was overal in huis te horen.
Mijn volk en ik hebben heel veel geschenken gegeven voor de tempel. Maar dat kon alleen door u! Alles wat wij voor uw tempel gegeven hebben, hebben we eerst van u gekregen.