Denk niet dat Ik gekomen ben om op aarde vrede te brengen. Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. | Meent niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. |
Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. | Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. |
De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was. | Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden. |
Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot inkeer op te roepen, maar zondaars. | Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars, tot bekering. |
Want zoals de dood er is gekomen door een mens, zo is ook de opstanding uit de dood er gekomen door een mens. | Want, dewijl de dood er is door een mens, is ook de opstanding der doden door een mens. |
Maar nu bent u, die eens ver weg was, in Christus Jezus dichtbij gekomen, door zijn bloed. | Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus. |
Ik ben bij de Vader vandaan gegaan en naar de wereld gekomen, nu verlaat Ik de wereld weer en ga Ik terug naar de Vader. | Ik ben van de Vader uitgegaan en in de wereld gekomen; Ik verlaat de wereld weder en ga tot de Vader. |
Want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen. | Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. |
Zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen. | Gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. |
Een dief komt alleen om te roven, te slachten en te vernietigen, maar Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid. | De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed. |
Daarom ook is iemand die één met Christus is, een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen. | Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen. |
Overdenk eens goed wat dit wil zeggen: “Barmhartigheid wil Ik, geen offers.” Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. | Gaat heen en leert, wat het betekent: Barmhartigheid wil Ik en geen offerande; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. |
Breng liever vruchten voort die tonen dat jullie tot inkeer gekomen zijn. | Brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt. |
Sta op en schitter, je licht is gekomen, over jou schijnt de luister van de HEER. | Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heren gaat over u op. |
We weten ook dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht heeft gegeven om de ware God te kennen. En wij zijn in Hem, omdat we in zijn Zoon Jezus Christus zijn. Hij is de ware God, Hij is het eeuwige leven. | Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven. |
Genees de zieken die er zijn en zeg tegen hen: “Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt.” | En geneest de zieken, die er zijn, en zegt tot hen: Het Koninkrijk Gods is nabij u gekomen. |
Naakt is zo iemand uit de moederschoot gekomen, even naakt keert hij terug. Niets van wat hij heeft verworven en in handen dacht te hebben, neemt hij mee. | Zoals hij uit de schoot zijner moeder gekomen is, zo gaat hij weer heen, naakt zoals hij gekomen is, en hij verkrijgt niets door zijn zwoegen, dat hij aan deze zou kunnen nalaten. |
Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde. Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat Hij uit de dood moest opstaan. | Toen ging ook de andere discipel, die het eerst aan het graf gekomen was, naar binnen, en hij zag het en geloofde; want zij kenden de Schrift nog niet, dat Hij uit de doden moest opstaan. |
Toen Jezus geboren was, in Betlehem in Judea, tijdens de regering van koning Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan. Ze vroegen: ‘Waar is de koning van de Joden die onlangs geboren is? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om Hem te aanbidden.’ | Toen nu Jezus geboren was te Betlehem in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uit het Oosten kwamen te Jeruzalem, en vroegen: Waar is de Koning der Joden, die geboren is? Want wij hebben zijn ster in het Oosten gezien en wij zijn gekomen om Hem hulde te bewijzen. |
De Geest van God herkent u hieraan: iedere geest die belijdt dat Jezus Christus als mens gekomen is, komt van God. Iedere geest die dit niet belijdt, komt niet van God; dat is de geest van de antichrist, waarvan u hebt gehoord dat hij zal komen – nu al is hij in de wereld. | Hieraan onderkent gij de Geest Gods: iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en iedere geest, die Jezus niet belijdt, is niet uit God. En dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld. |
Niemand heeft God ooit gezien. Maar als we elkaar liefhebben, blijft God in ons en is zijn liefde in ons tot volmaaktheid gekomen. | Niemand heeft ooit God aanschouwd; indien wij elkander liefhebben, blijft God in ons en zijn liefde is in ons volmaakt geworden. |
Laten we daarom het goede doen, zonder op te geven, want als we niet verzwakken zullen we oogsten wanneer de tijd daarvoor gekomen is. | Laten wij niet moede worden goed te doen, want, wanneer het eenmaal tijd is, zullen wij oogsten, als wij niet verslappen. |
Allen die tot geloof gekomen waren, leefden eendrachtig samen. Geen van hen beschouwde zijn bezittingen als zijn persoonlijk eigendom, want ze hadden alles gemeenschappelijk. | En de menigte van hen, die tot het geloof gekomen waren, was één van hart en ziel, en ook niet één zeide, dat iets van hetgeen hij bezat zijn persoonlijk eigendom was, doch zij hadden alles gemeenschappelijk. |
Toen stond Job op, hij scheurde zijn kleren, schoor zijn hoofd kaal en wierp zich ter aarde. En hij zei: ‘Naakt ben ik uit de schoot van mijn moeder gekomen, naakt zal ik tot de aarde terugkeren. De HEER heeft gegeven, de HEER heeft genomen, de naam van de HEER zij geprezen.’ | Toen stond Job op, scheurde zijn mantel en schoor zijn hoofd; daarop wierp hij zich ter aarde, boog zich neer en zeide: Naakt ben ik uit de schoot mijner moeder gekomen, naakt zal ik daarheen wederkeren. De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen, de naam des Heren zij geloofd. |
Broeders en zusters, ik herinner u aan het evangelie dat ik u verkondigd heb, dat u hebt aangenomen, dat uw fundament is en uw redding – als u tenminste vasthoudt aan de boodschap zoals ik u die verkondigd heb. Anders bent u tevergeefs tot geloof gekomen. | Ik maak u bekend, broeders, het evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat gij ook ontvangen hebt, waarin gij ook staat, waardoor gij ook behouden wordt, indien gij het zó vasthoudt, als ik het u verkondigd heb, tenzij gij tevergeefs tot geloof zoudt gekomen zijn. |