Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. | Zalig zijn de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen. |
Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden. | Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden. |
Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. | Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. |
Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien. | Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien. |
Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden. | Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden. |
Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. | Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk der hemelen. |
Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt om Mijnentwil. | Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij. |
Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. | U bent het zout van de aarde; maar als het zout zijn smaak verloren heeft, waarmee zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen vertrapt te worden. |
Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. | U bent het licht van de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen zijn. |
Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken. | En ook steekt men geen lamp aan en zet die onder de korenmaat, maar op de standaard, en hij schijnt voor allen die in het huis zijn. Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken. |
Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. | Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen. |
Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. | Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles geschied is. |
Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen. | Wie dan een van deze geringste geboden afschaft en de mensen zo onderwijst, zal de geringste genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar wie ze doet en onderwijst, die zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen. |
Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken. Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd. | U hebt gehoord dat tegen het voorgeslacht gezegd is: U zult geen overspel plegen. Maar Ik zeg u dat al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, in zijn hart al overspel met haar gepleegd heeft. |
Indien dan uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u, want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. | Als dan uw rechteroog u doet struikelen, ruk het uit en werp het van u weg, want het is beter voor u dat een van uw lichaamsdelen te gronde gaat en niet heel uw lichaam in de hel geworpen wordt. |
Maar Ik zeg u, in het geheel niet te zweren: bij de hemel niet, omdat hij de troon van God is; bij de aarde niet, omdat zij de voetbank zijner voeten is; bij Jeruzalem niet, omdat het de stad van de grote Koning is. | Maar Ik zeg u: Zweer in het geheel niet, niet bij de hemel, want dat is de troon van God; niet bij de aarde, want dat is de voetbank van Zijn voeten; en ook niet bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning. |
Laat het ja, dat gij zegt, ja zijn, en het neen, neen; wat daar bovenuit gaat, is uit den boze. | Maar laat uw woord ja ja zijn en uw nee nee; wat hierboven uitgaat, is uit de boze. |
Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen. | Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen. |
Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is. | Weest u dan volmaakt, zoals uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is. |
Gerelateerde onderwerpen
Zegen
De HERE zegene u...
Hemel
Want de Here zelf...
Koninkrijk
Of weet gij niet...
Rechtvaardigheid
Wie gerechtigheid en liefde...
Vervolging
Trouwens, allen, die in...
Zonde
Of weet gij niet...
Bijbeltekst van de dag
Wie is Hij toch, de Koning der ere?De Here der heerscharen,
Hij is de Koning der ere. sela