Stel dat je gelooft dat onze God de enige God is. Dat is natuurlijk goed, maar dat is niet genoeg. Want dat geloven de kwade geesten ook! Daarom zijn ze zo vreselijk bang voor God. | U gelooft dat God één is; daar doet u goed aan. Maar ook de demonen geloven dit, en zij sidderen. |
Jullie weten dat jullie samen de kerk van God vormen, en dat de Geest van God bij jullie is. | Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont? |
Beste vriend, ik hoop dat alles goed met je gaat, en dat je gezond bent. Ik weet dat het in ieder geval goed gaat met je geloof. | Geliefde, ik wens dat het u in alles goed gaat en dat u gezond bent, zoals het uw ziel goed gaat. |
Als ik hoor dat mijn leerlingen volgens Gods waarheid leven, geeft mij dat veel vreugde. Niets geeft mij meer vreugde dan dat! | Ik heb geen grotere blijdschap dan hierover dat ik hoor dat mijn kinderen in de waarheid wandelen. |
Dat laat zien dat Henoch geloofde. Want om bij God te kunnen komen, moet je geloven dat God bestaat. En dat hij je zal belonen als je hem echt zoekt. | Zonder geloof is het echter onmogelijk God te behagen. Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is, en dat Hij beloont wie Hem zoeken. |
We weten dus dat God naar ons luistert als we hem iets vragen. We hebben God gevraagd om ons het eeuwige leven te geven. En we kunnen er dus zeker van zijn dat hij ons dat gegeven heeft. | En als wij weten dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, dan weten wij dat wij het gevraagde, dat wij van Hem hebben gebeden, ontvangen. |
Jullie noemen mij ‘meester’ en ‘Heer’. En dat is goed, want dat ben ik. | U noemt Mij Meester en Heere, en u zegt het terecht, want Ik ben het. |
En ik denk: Een mens is niet belangrijk, en toch denkt u aan hem. Een mens is maar klein, en toch vergeet u hem niet. | Wat is dan de sterveling, dat U aan hem denkt, en de mensenzoon, dat U naar hem omziet? |
Maar als je drinkt van het water dat ik geef, krijg je nooit meer dorst. Want het water dat ik geef, blijft altijd in je. Het geeft je het eeuwige leven. | Maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven. |
Natuurlijk weten wij als christenen dat er in de hele wereld maar één God is. Andere mensen denken dat er in de hemel en op aarde heel veel goden zijn. Maar wij weten dat die goden helemaal niets voorstellen. | Wat dus het eten van afgodenoffers betreft: wij weten dat een afgod niets is in de wereld en dat er geen andere God is dan Eén. |
U wilt dat ik verdriet en spijt heb, dat is het offer dat u wilt. | De offers voor God zijn een gebroken geest; een verbrijzeld en verslagen hart zult U, o God, niet verachten. |
Dat betekent dat zij u van dichtbij mogen kennen: u, de enige ware God. En dat ze mij mogen kennen als degene die door u naar de wereld gestuurd is. | En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt. |
Ik ben het hemelse brood dat leven geeft. Iedereen die van dat brood eet, zal eeuwig leven! Het brood dat ik zal uitdelen, is mijn eigen lichaam. Ik zal sterven om de mensen het leven te geven. | Ik ben het levende brood, dat uit de hemel neergedaald is; als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. En het brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees, dat Ik geven zal voor het leven van de wereld. |
De heilige Geest geeft ons de zekerheid dat we Gods kinderen zijn. | De Geest Zelf getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn. |
De mensen zullen jullie haten. Maar bedenk dat ze eerst mij gehaat hebben. | Als de wereld u haat, weet dat zij Mij eerder dan u gehaat heeft. |
En dat heeft hij ook laten zien! Hij liet jullie honger lijden in de woestijn. Toen gaf hij jullie manna te eten, voedsel dat jullie niet kenden. Zo wilde hij jullie leren dat een mens niet alleen leeft van brood, maar ook van de woorden die de Heer spreekt. | Hij verootmoedigde u, Hij liet u hongerlijden en Hij liet u het manna eten, dat u niet kende en ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te laten weten dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond van de HEERE komt. |
Dan zal iedereen kunnen zien dat jullie mijn leerlingen zijn. | Hierdoor zullen allen inzien dat u Mijn discipelen bent: als u liefde onder elkaar hebt. |
Daarna zei Paulus: ‘Johannes doopte de mensen om te laten zien dat ze een nieuw leven begonnen. Maar Johannes zei ook: ‘Geloof in de man die na mij komt.’ En dat is Jezus.’ | Maar Paulus zei: Johannes doopte wel een doop van bekering, maar hij zei ook tegen het volk dat zij moesten geloven in Hem Die na hem kwam, dat is in Christus Jezus. |
Iedereen die gelooft dat Jezus de Zoon van God is, hoort voor altijd bij God. En God blijft voor altijd in hem. | Al wie belijdt dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God. |
Wij horen voor altijd bij God, en God blijft voor altijd in ons. Dat weten we doordat hij de heilige Geest aan ons gegeven heeft. | Hieraan weten wij dat wij in Hem blijven en Hij in ons, doordat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft. |
De Heer heeft liever dat je goed en eerlijk leeft, dan dat je offers aan hem brengt. | Gerechtigheid en recht te doen is voor de HEERE verkieslijker dan een offer. |
Geef ons vandaag het eten dat we nodig hebben. | Geef ons heden ons dagelijks brood. |
Zo zal ik aan de volken laten zien dat ik een machtige en heilige God ben. Ze zullen begrijpen dat ik de Heer ben. | Zo zal Ik Mijn grootheid tonen en Mij heiligen en voor de ogen van vele heidenvolken bekend worden. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben. |
Vertrouw erop dat God je zal redden, want dat vertrouwen beschermt je als een helm. En de boodschap van God is je zwaard. De heilige Geest zal je helpen om die boodschap kracht te geven. | En neem de helm van de zaligheid en het zwaard van de Geest, dat is Gods Woord. |
Nee, ik wil dat het heel anders gaat! Jullie moeten niet alleen vasten, jullie moeten meer doen. Bevrijd mensen die gevangen zitten, maak hun boeien los. Laat alle slaven vrij. Zorg dat niemand meer onderdrukt wordt. | Is dit niet het vasten dat Ik verkies: dat u de boeien van de goddeloosheid losmaakt, dat u de banden van het juk ontbindt, dat u de onderdrukten vrij laat heengaan en dat u elk juk breekt? |