Hij is het licht dat schijnt in het donker. En het licht heeft het gewonnen van het donker. | Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen. |
Voor u is niets verborgen. Bij u is alles licht. U kent alles wat in het donker is. | Hij onthult diepe, verborgen dingen, Hij weet wat in duister is gehuld, en het licht woont bij Hem. |
Uw woorden brengen licht in het donker. Zo weten mensen hoe ze moeten leven. | Als uw woorden opengaan, is er licht en inzicht voor de eenvoudigen. |
Ik ben niet bang, ook al is er gevaar, ook al is het donker om mij heen. Want u bent bij mij, Heer. U beschermt me, u geeft mij moed. | Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want U bent bij mij, uw stok en uw staf, zij geven mij moed. |
Uw woorden zijn voor mij als een lamp in het donker, als een licht in mijn leven. | Uw woord is een lamp voor mijn voet, een licht op mijn pad. |
Want vroeger hoorden jullie bij het donker, maar nu horen jullie bij het licht van de Heer. Leef als kinderen van dat licht. | Want eens was u duisternis maar nu bent u licht, nu u de Heer toebehoort. Ga de weg van de kinderen van het licht. |
In het begin maakte God de hemel en de aarde. De aarde was leeg en verlaten. Overal was water, en alles was donker. En er waaide een hevige wind over het water. | In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en doods, duisternis lag over de oervloed, en over het water zweefde Gods geest. |
Later sprak Jezus opnieuw tegen de mensen. Hij zei: ‘Ik ben het licht voor de wereld. Als je mij volgt, leef je niet meer in het donker. Dan hoor je bij het licht dat leven geeft.’ | Jezus nam opnieuw het woord. Hij zei: ‘Ik ben het licht voor de wereld. Wie Mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.’ |
De Heer helpt mij altijd, hij is als een licht in het donker. Ik ben voor niemand bang. Bij de Heer ben ik veilig, daarom heb ik geen angst. | De HEER is mijn licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen? Bij de HEER is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn? |
Jullie mogen je leven niet delen met ongelovigen, want jullie passen niet bij hen. Het doen van Gods wil heeft niets te maken met het doen van slechte dingen. Net zoals licht niets te maken heeft met donker. | Loop niet in een en hetzelfde span met ongelovigen. Want wat is de verwantschap tussen gerechtigheid en wetteloosheid? Wat heeft licht met duisternis te maken? |
Nu is alles waarover jullie praten, nog geheim. Maar straks zal iedereen het te horen krijgen. | Alles wat jullie in het donker zeggen, zal in het licht worden gehoord, en wat jullie binnenskamers in iemands oor fluisteren, zal van de daken geschreeuwd worden. |
Maar, vrienden, jullie zullen niet plotseling overvallen worden door de komst van de Heer. Want jullie geloven in hem. Jullie horen bij het licht, niet bij het donker. Wij horen niet bij de nacht en het donker, wij horen bij de dag. We moeten dus dingen doen die passen bij de dag. We moeten goed opletten en helder blijven denken. Andere mensen horen bij de nacht. Zij denken niet aan wat er gaat gebeuren. Het lijkt alsof ze slapen, of dronken zijn. | Dus laten we niet slapen, zoals anderen, maar waken en op onze hoede zijn. |
Stel dat we zeggen dat we met God verbonden zijn, maar intussen blijven we leven in de duisternis. Dan liegen we, en leven we niet volgens Gods waarheid. | Als we zeggen dat we met Hem verbonden zijn terwijl we onze weg in het duister gaan, liegen we en leven we niet volgens de waarheid. |
De Heer zegt tegen jullie: ‘Ontrouw volk, kom bij me terug. Dan zal ik niet meer boos op jullie zijn. Ik ben een God van liefde, mijn woede duurt niet voor altijd.’ | Kom terug, ontrouw Israël – spreekt de HEER –, dan zal Ik mijn woede laten varen, want Ik ben trouw en liefdevol, niet eeuwig duurt mijn toorn – spreekt de HEER. |
Jullie zijn door God uitgekozen, en jullie horen bij hem. Nu zijn jullie een heilig volk, een volk van priesters. God heeft jullie uit de duisternis geroepen om te leven in zijn schitterende licht. Nu kunnen jullie iedereen vertellen over de grote wonderen van God. | Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht. |
Want we vechten niet tegen mensen, maar tegen machten en krachten die over de wereld willen heersen. We vechten tegen de leiders van de duisternis, tegen de hoogste kwade machten. | Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen. |