Dit is dus waar het om gaat: geloof, vertrouwen en liefde. Dat moet steeds het belangrijkste in ons leven zijn. Maar het allerbelangrijkste is de liefde. | We hebben dus deze drie dingen: geloof, hoop en liefde. Maar de belangrijkste van deze drie is de liefde. |
Want overal waar twee of meer gelovigen bij elkaar zijn, daar ben ik ook. | Want als twee of drie mensen die bij Mij horen, bij elkaar zijn, dan ben Ik daar Zelf ook. |
Als iemand alleen is, kan hij zich niet goed verdedigen. Maar samen kun je een tegenstander aan. Samen ben je sterker. Net als een touw dat gemaakt is uit drie losse touwen. Dat trek je niet zomaar stuk. | En als iemand alleen is, kan hij door iemand anders overwonnen worden. Maar twee mensen kunnen tegen een vijand standhouden. En als ze met z'n drieën zijn, zijn ze nóg sterker. Net zoals een driedubbel touw niet gauw zal breken. |
Veel mensen geloofden Petrus en lieten zich dopen. Er kwamen die dag ongeveer drieduizend gelovigen bij. | De mensen die zijn woorden geloofden, lieten zich dopen. Zo sloten zich op die dag ongeveer 3000 mensen bij de gemeente aan. |
Roep alle Joden in Susa bij elkaar. Spreek af dat jullie niet meer eten en drinken, drie dagen lang. Doe dat voor mij. Eet niet en drink niet, overdag niet en ook ’s nachts niet. Mijn dienaressen en ik zullen ook niet meer eten en drinken. Daarna zal ik naar de koning gaan, ook al is dat tegen de wet. Als ik moet sterven, dan moet dat maar. | Verzamel alle Judeeërs die in de stad Susan wonen. Eet en drink drie dagen en nachten niet. Ook ik en mijn dienaressen zullen drie dagen en nachten niet eten en drinken. Daarna zal ik naar de koning gaan, ook al heeft hij dat verboden. Sterf ik, dan is het niet anders. |
Ik wilde geen vlees of lekkere dingen eten. Ik dronk ook geen wijn en ik verzorgde mijn lichaam niet. | Ik at geen lekkere dingen en geen vlees en ik dronk geen wijn. Ook verzorgde ik mij niet met zalf-olie, tot er drie hele weken voorbij waren. |
U bent altijd onze God geweest. Ik dank u, want u geeft mij wijsheid en kracht. U hebt geluisterd naar het gebed van mij en mijn drie vrienden. En u hebt mij laten zien wat de koning gedroomd heeft. | God van mijn voorouders, ik prijs U omdat U mij wijsheid en kennis heeft gegeven. U heeft mij gegeven waar wij U om gebeden hadden. Want U heeft ons alles verteld over de droom van de koning. |
Jezus is hier niet. Hij is opgestaan uit de dood. Weten jullie nog wat hij in Galilea gezegd heeft? Hij zei: ‘Ik, de Mensenzoon, zal door slechte mensen gevangengenomen worden. Ze zullen mij aan het kruis laten sterven. Maar drie dagen later zal ik opstaan uit de dood.’ | Hij is hier niet. Hij is uit de dood opgestaan. Denk aan wat Hij tegen jullie heeft gezegd toen Hij nog in Galilea was. Toen heeft Hij gezegd dat de Mensenzoon door slechte mensen gevangen genomen en gekruisigd zou worden. Maar ook dat Hij op de derde dag weer uit de dood zou opstaan. |
We zijn op weg naar Jeruzalem. Daar zal de Mensenzoon uitgeleverd worden aan de priesters en de wetsleraren. Zij zullen besluiten dat hij gedood moet worden. Ze zullen hem uitleveren aan de ongelovigen. Die zullen hem bespotten, en hem met de zweep slaan. Daarna zullen ze hem aan het kruis hangen. Maar drie dagen later zal hij opstaan uit de dood. | Hij vertelde hun: "We zijn nu op weg naar Jeruzalem. Daar zal de Mensenzoon gevangen genomen worden door de leiders van de priesters en de wetgeleerden. Ze zullen Hem laten doden. En ze zullen Hem aan de Romeinen uitleveren. Die zullen Hem belachelijk maken, zweepslagen geven en kruisigen. Maar op de derde dag zal Hij opstaan uit de dood en weer levend worden." |
Jesaja wilde weggaan. Maar al voordat hij het paleis uit was, stuurde de Heer hem terug naar Hizkia, met deze boodschap: ‘Hizkia, jij bent de koning van mijn volk. Ik ben de Heer, de God van je voorvader David. Ik heb je gebed gehoord en ik heb je tranen gezien. Ik zal zorgen dat je beter wordt. Over twee dagen zul je weer naar mijn tempel kunnen gaan.’ | Ga terug en zeg tegen Hizkia, de koning van mijn volk: Dit zegt de Heer, de God van uw voorvader David: Ik heb uw gebed gehoord en uw tranen gezien. Ik zal u genezen. Over drie dagen zult u naar de tempel van de Heer gaan. |
Luister! Het goede nieuws dat ik jullie vroeger verteld heb, heb ik niet zelf bedacht. Ik heb het van anderen gehoord. En in de heilige boeken is er ook al over geschreven. Dit is het goede nieuws: Jezus Christus is voor ons gestorven, en daardoor worden onze zonden vergeven. Na zijn dood is hij begraven, maar drie dagen later is hij opgestaan uit de dood. Ook dat staat al in de heilige boeken. | Ik heb jullie het belangrijkste van het goede nieuws geleerd. En dat is: Christus is gestorven voor al onze ongehoorzaamheid aan God. Dat was ook van tevoren in de Boeken opgeschreven. Hij is begraven en op de derde dag weer uit de dood opgestaan. Ook dat was van tevoren in de Boeken opgeschreven. |
Heer, u weet wat ik nodig heb, u kent mijn verdriet. | Heer, U weet waar ik naar verlang. U hoort hoe ik kreun. |
Heer, bescherm mij tegen mijn vijanden, bevrijd mij van bedriegers en leugenaars! | Heer, red mij van de mensen die leugens over me rondvertellen. |
Vertel geen leugens, en bedrieg andere mensen niet. | Zorg dat je mond geen verkeerde dingen zegt en dat er geen leugen over je lippen komt. |
Ellende maakt mensen verdrietig, maar vriendelijke woorden maken hen gelukkig. | Iemand die zich zorgen maakt, wordt treurig. Maar van een vriendelijk woord wordt een mens blij. |
Er bestaat inderdaad verdriet waar God blij mee is. Zulk verdriet zorgt ervoor dat mensen hun leven veranderen. Daar krijgen ze geen spijt van. Want het heeft als gevolg dat ze gered worden. Maar het verdriet van slechte mensen brengt niets goeds. Zulk verdriet leidt tot de dood. | Want als iemand verdriet heeft omdat hij verkeerd heeft gedaan tegen God, kan God dat verdriet gebruiken om hem te veranderen. Zo wordt hij erdoor gered. Maar als iemand gewoon verdriet heeft op de manier van de ongelovige mensen, brengt hem dat alleen maar ellende en dood. |
U wilt dat ik verdriet en spijt heb, dat is het offer dat u wilt. | Het offer waar U naar verlangt, is, dat ik werkelijk spijt heb van wat ik heb gedaan. U stuurt nooit iemand weg die werkelijk spijt heeft. |
Mensen die kwaad willen, zijn bedriegers. Mensen die vrede willen, worden gelukkig. | Slechte mensen zitten vol leugens en bedrog. Maar mensen die op vrede uit zijn, zijn vol blijdschap. |
Pas op, je kunt God niet bedriegen. Uiteindelijk geeft hij je wat je verdient. | Houd jezelf niet voor de gek, want God laat Zich ook niet voor de gek houden. Wat je zaait, zul je ook oogsten. |
Jullie moeten altijd met elkaar meeleven, in vreugde en in verdriet. | Leef mee met andere mensen, of ze nu blij of verdrietig zijn. |
Houd verdriet en zorgen ver bij je vandaan, want je jeugd is snel voorbij. | Maak dus geen ruzie en zorg dat je gezond blijft. Bedenk dat je jeugd voorbijgaat: het is maar lucht. |
Het echte geluk is voor mensen die verdriet hebben. Want God zal hen troosten. | Het is heerlijk voor je als je verdrietig bent. Want je zal getroost worden. |
Wijze kinderen geven hun ouders vreugde, maar dwaze kinderen doen hun ouders verdriet. | Een wijze zoon maakt zijn ouders blij. Maar over een dwaze zoon hebben ze veel verdriet. |
Als je goed en eerlijk leeft, ben je veilig, maar als je liegt en bedriegt, zul je gestraft worden. | Als je eerlijk leeft, hoef je nergens bang voor te zijn. Maar als je liegt en bedriegt, zul je uiteindelijk gestraft worden. |
Want hoe wijzer je wordt, hoe meer verdriet je hebt. Hoe meer je begrijpt, hoe ongelukkiger je wordt. | Want met veel wijsheid komt veel verdriet. Hoe meer je weet, hoe groter je verdriet. |