Bijbelteksten over 'Gezicht'
Zoals het water het gelaat weerspiegelt, zo weerspiegelt het hart van de mens de mens. | Als je in het water kijkt, zie je je gezicht. Als je in iemands hart kijkt, zie je zijn karakter. |
En wanneer gij vast, toont dan niet, zoals de huichelaars, een somber gelaat; want zij maken hun aangezicht ontoonbaar, om zich aan de mensen te vertonen, wanneer zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. | Als je een dag gaat vasten uit eerbied voor God, laat dat dan niet aan iedereen weten. Schijnheilige mensen doen dat wel. Zij kijken somber en ze gooien zand over hun hoofd. Zo kan iedereen zien dat ze die dag vasten. Luister goed naar mijn woorden: Zij hebben hun beloning al gekregen. |
En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is. | Wij christenen zijn dus vrij. Wij hebben geen doek voor ons gezicht. Onze gezichten laten iets zien van de hemelse glans van de Heer. Want wij veranderen in nieuwe mensen, wij gaan steeds meer lijken op onze hemelse Heer. Daar zorgt de heilige Geest voor. |
Maar gij, zalf uw hoofd, als gij vast, en was uw gelaat, om u niet bij uw vasten aan de mensen te vertonen, maar aan uw Vader, die in het verborgene is; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. | Als je een dag gaat vasten, houd het dan geheim. Was en verzorg je gezicht. Dan merkt niemand het, behalve je Vader. Hij ziet wat er in het geheim gebeurt. En hij zal je belonen. |
De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid. | God heeft mij uitgekozen. Daarom is zijn Geest bij mij. God heeft mij gestuurd om aan arme mensen het goede nieuws te vertellen. En om tegen gevangenen te zeggen dat ze weer vrij zijn. Om blinden te vertellen dat ze weer zullen zien. En om mensen die het moeilijk hebben, te helpen. |
Zoals men ijzer met ijzer scherpt, zo scherpt de ene mens de ander. | Mensen worden wijzer door met elkaar om te gaan, net zoals messen scherper worden door ze aan elkaar te slijpen. |
Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht. | De mensen liepen hem voorbij, ze deden alsof hij niet bestond. Hij wist wat pijn was, hij wist wat ziekte was. Hij liet zich liever niet aan de mensen zien. |
Indien gij niet hoort, en indien gij het niet ter harte neemt mijn naam eer te geven, zegt de Here der heerscharen, dan zal Ik onder u een vloek zenden en uw zegeningen in vloek verkeren; ja, Ik heb ze reeds in vloek verkeerd, omdat gij het niet ter harte genomen hebt. | Als jullie niet naar mij luisteren en geen eerbied voor mij hebben, dan zal ik jullie straffen. Ik zal jullie straffen en ongelukkig maken. En ik zal ook jullie kinderen straffen. Ja, ik zal jullie zeker straffen, want jullie willen toch niet luisteren! Ik zal het afval van jullie offers in je gezicht gooien, en jullie wegjagen uit mijn tempel. |
Vraagt naar de Here en zijn sterkte, zoekt zijn aangezicht bestendig. | Vraag altijd hulp aan de Heer, hij is machtig. Blijf steeds dicht bij hem. |
De Here zegene u en behoede u; de Here doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de Here verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede. | De Heer zal jullie gelukkig maken en jullie beschermen. De Heer zal bij jullie zijn en voor jullie zorgen. De Heer zal aan jullie denken en jullie vrede geven. |
Vraagt naar de Here en zijn sterkte, zoekt zijn aangezicht bestendig. | Vraag altijd hulp aan de Heer, hij is machtig. Blijf steeds dicht bij hem. |
Het aangezicht des Heren is tegen hen die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien. | Maar slechte mensen vernietigt hij, niemand zal nog aan hen denken. |
Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God; wanneer zal ik komen en voor Gods aangezicht verschijnen? | Met heel mijn hart verlang ik naar u, u bent de God die leven geeft. Wanneer zal ik weer bij u zijn? |
Want genadig en barmhartig is de Here, uw God: Hij zal het aangezicht niet van u afwenden, indien gij tot Hem wederkeert. | Als jullie weer trouw zijn aan de Heer, jullie God, dan zal hij ook trouw zijn aan jullie. Dan zal hij ervoor zorgen dat de Assyriërs medelijden krijgen met de Israëlieten die zij gevangengenomen hebben. En dan zullen die Israëlieten weer naar Israël mogen teruggaan. Want de Heer is goed, en vol liefde. |
Gij maakt mij het pad des levens bekend; overvloed van vreugde is bij uw aangezicht, liefelijkheid is in uw rechterhand, voor eeuwig. | U leert mij hoe ik moet leven. Ik ben blij, omdat u bij me bent. Dat maakt me gelukkig, voor altijd. |
Want de ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen, en zijn oren tot hun smeking, maar het aangezicht des Heren is tegen hen, die het kwade doen. | De Heer helpt mensen die trouw zijn aan hem, hij hoort hen als ze om hulp roepen. Maar hij vernietigt mensen die kwaad doen. |
Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren. | Nu moeten jullie je leven veranderen en weer doen wat God wil. Dan zal hij jullie alles vergeven wat jullie verkeerd gedaan hebben. |
En het zal ons tot gerechtigheid zijn, wanneer wij heel dit gebod naarstig onderhouden voor het aangezicht van de Here, onze God, zoals Hij ons geboden heeft. | Als we ons houden aan de wetten van de Heer, onze God, zal hij vinden dat we goed leven. |
Waarheen zou ik gaan voor uw Geest, waarheen vlieden voor uw aangezicht? Steeg ik ten hemel – Gij zijt daar, of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde – Gij zijt er. | Waar kan ik heen gaan zonder dat u het merkt? Waar kan ik heen vluchten zonder dat u mij ziet? Ik kan wel naar de hemel klimmen, maar dan bent u daar. Ik kan wel afdalen naar het land van de dood, maar daar bent u ook. |
En de Here zeide tot de satan: Zie, al wat hij bezit, zij in uw macht; alleen tegen hemzelf zult gij uw hand niet uitstrekken. Toen ging de satan van des Heren aangezicht heen. | ‘Goed,’ zei de Heer, ‘doe wat je wilt met alles wat Job bezit. Maar hemzelf moet je met rust laten.’ Toen ging Satan weg. |
Zingt Gode, psalmzingt zijn naam, baant de weg voor Hem die door de vlakten rijdt; Here is zijn naam, juicht dan voor zijn aangezicht. Hij is de vader der wezen en de rechter der weduwen, God in zijn heilige woning. | Zing voor God, zing een lied voor hem. Juich als hij komt op zijn wagen van wolken, maak je klaar voor zijn komst. Heer is zijn naam! Hij woont in zijn heilige tempel. Hij helpt weduwen, en hij beschermt kinderen zonder vader. |
Geliefden, als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid tegenover God, en ontvangen wij van Hem al wat wij bidden, daar wij zijn geboden bewaren en doen wat welgevallig is voor zijn aangezicht. | Vrienden, als we ons niet langer schuldig voelen, kunnen we vol vertrouwen bij God komen. Dan krijgen we van hem alles wat we vragen, omdat we ons houden aan zijn regels en doen wat hij graag wil. |
En mijn volk waarover mijn naam is uitgeroepen, verootmoedigt zich en zij bidden en zoeken mijn aangezicht en bekeren zich van hun boze wegen, dan zal Ik uit de hemel horen, en hun zonde vergeven en hun land herstellen. | Als de mensen van mijn volk dan laten zien dat ze spijt hebben, dan zal ik vanuit de hemel naar hen luisteren. Ik zal naar hen luisteren als ze tot mij bidden en mij zoeken. Als ze weer gaan leven zoals ik het wil. Dan zal ik hun zonden vergeven en hun land weer vruchtbaar maken. |
Gerelateerde onderwerpen
Nabijheid
De HERE is met...
Geest
De Here nu is...
Gehoorzaamheid
Jezus antwoordde en zeide...
Zoeken
Dan zult gij Mij...
Kwaad
Laat u niet overwinnen...
Berouw
En mijn volk waarover...