Op die dag zal iedereen gered worden die mij om hulp vraagt. | Dan zal ieder die de naam van de Heer aanroept worden gered. |
Toen riep Jezus: ‘Vader, mijn leven is in uw handen!’ Dat waren zijn laatste woorden. Zo stierf hij. | En Jezus riep met luide stem: ‘Vader, in uw handen leg Ik mijn geest.’ Toen Hij dat gezegd had, blies Hij de laatste adem uit. |
Ik viel op de grond, en ik hoorde een stem zeggen: ‘Saulus, Saulus, waarom vervolg je mij?’ | Ik viel op de grond en hoorde een stem tegen me zeggen: “Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?” |
Terwijl Petrus in de gevangenis zat, waren de christenen steeds voor hem aan het bidden. | Terwijl Petrus onder zware bewaking zat opgesloten, bleef de gemeente vol vuur voor hem bidden tot God. |
Jullie dachten dat Jezus niet belangrijk was. Maar hij is belangrijker dan alle andere mensen. | Jezus is de steen die door u, de bouwlieden, is verworpen, maar die nu de hoeksteen geworden is. |
Hij is de redder die God gestuurd heeft. Er is niemand anders op de wereld die ons kan redden. | Door niemand anders kunnen wij worden gered, want zijn naam is de enige onder de hemel die de mens redding biedt. |
Veel mensen geloofden Petrus en lieten zich dopen. Er kwamen die dag ongeveer drieduizend gelovigen bij. | Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. |
Al deze mensen hebben de heilige Geest gekregen, net zoals wij. Dat betekent dat we hen nu ook mogen dopen. | Wie kan nu nog weigeren deze mensen met water te dopen, nu ze net als wij de heilige Geest hebben ontvangen? |
Ik heb jullie alles geleerd wat belangrijk voor jullie was. Dat deed ik bij mensen thuis en in het openbaar. | U weet ook dat ik alles bekend heb gemaakt wat uw welzijn ten goede komt en dat ik u daarover in het openbaar en thuis heb onderricht. |
Jezus zei: ‘Als het van mensen afhangt, kan niemand gered worden. Maar het hangt van God af. En dan kan het wel.’ | Jezus zei: ‘Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.’ |
Paulus en Silas zeiden: ‘Als je gelooft in de Heer Jezus, zul je gered worden. Samen met iedereen die in je huis woont.’ | Ze antwoordden: ‘Geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden, u en uw huisgenoten.’ |
Alle profeten van vroeger hebben over Jezus verteld. Zij zeiden dat je zonden vergeven worden als je in hem gelooft. | Van Hem getuigen alle profeten dat iedereen die in Hem gelooft door zijn naam vergeving van zonden krijgt. |
Ik wil voor u zingen, want uw liefde is meer waard dan mijn leven. Mijn leven lang wil ik u prijzen, met mijn handen omhoog tot u bidden. | Uw liefde is meer dan het leven, mijn lippen zingen uw lof. U wil ik prijzen, mijn leven lang, roepend uw naam, de handen geheven. |
De Heer zegt: ‘Volk van Israël, was het bloed van je handen, stop met al die misdaden. Ik kan er niet meer tegen. Maak een eind aan het kwaad.’ | Was je, reinig je, maak een eind aan je misdaden, Ik kan ze niet meer zien. Breek met het kwaad. |
Waarom twijfel je nog? Sta op en laat je dopen. Als je tot Jezus bidt, dan zal het water van je doop je zonden wegwassen. | Wat aarzel je dan nog? Sta op, laat je dopen en je zonden wegwassen, terwijl je zijn naam aanroept. |
En ze bleven elke dag uitleg geven, in de tempel of bij iemand thuis. Ze vertelden het goede nieuws dat Jezus de messias is. | Ze bleven dagelijks onderricht geven in de tempel of bij iemand thuis en gingen door met het verkondigen van het goede nieuws dat Jezus de messias is. |
Toen Jezus dat gezegd had, zagen de apostelen hem naar de hemel gaan. Een wolk nam hem mee, zodat ze hem niet meer konden zien. | Toen Hij dit gezegd had, werd Hij voor hun ogen omhooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze Hem niet meer zagen. |
Toen de gelovigen dat hoorden, lieten ze zich dopen in de naam van de Heer Jezus. Daarna legde Paulus zijn handen op hun hoofd, en zo kregen ze de heilige Geest. Die zorgde ervoor dat ze in verschillende talen gingen spreken. In al die talen vertelden ze over de plannen van God. | Toen ze dat gehoord hadden, lieten ze zich dopen in de naam van de Heer Jezus, en toen Paulus hun de handen had opgelegd daalde de heilige Geest op hen neer, zodat ze in klanktaal gingen spreken en profeteerden. |
Midden in de nacht waren Paulus en Silas aan het bidden. En ze zongen liederen voor God. De andere gevangenen luisterden ernaar. | Om middernacht waren Paulus en Silas aan het bidden en zongen ze lofliederen voor God. De andere gevangenen luisterden aandachtig naar hen. |
Want God laat ons leven, bewegen en bestaan. Eén van jullie Griekse dichters heeft gezegd: ‘God heeft ons gemaakt. Wij lijken op hem.’ | Want in Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. Of, zoals ook enkele van uw eigen dichters hebben gezegd: “Uit hem komen ook wij voort.” |
Nu moeten jullie je leven veranderen en weer doen wat God wil. Dan zal hij jullie alles vergeven wat jullie verkeerd gedaan hebben. | Kom tot inkeer, keer terug naar God om vergeving te krijgen voor uw zonden. |
Jezus keek hen aan en zei: ‘Als het van mensen afhangt, kan niemand gered worden. Maar het hangt van God af, en dan kan alles.’ | Jezus keek hen aan en antwoordde hun: ‘Bij mensen is dat onmogelijk, maar bij God is alles mogelijk.’ |
Heer, u hebt mij beschermd en gered. U steunde mij met uw sterke handen. U was bij me, en dat gaf me kracht. U maakte voor mij de weg vrij, zo kon ik verdergaan. | U was het schild dat mij redde, uw rechterhand ondersteunde mij, uw woord maakte mij sterk, U baande de weg voor mijn voeten, ik wankelde niet. |
Over die dingen vertellen wij, met hulp van de heilige Geest, die in ons is. Want God geeft de heilige Geest aan de mensen die naar hem luisteren. | Daarvan getuigen wij, en daarvan getuigt ook de heilige Geest, die God geschonken heeft aan wie Hem gehoorzamen. |
Ik begon dus te vertellen over Jezus. Toen kwam de heilige Geest in Cornelius en de mensen in zijn huis. Net zoals dat eerst bij ons is gebeurd. | Ik was nog maar nauwelijks begonnen te spreken of de heilige Geest daalde op hen neer, zoals destijds ook op ons. |