Tob u niet af voor rijkdom, zie van uw voornemen af. | Mat u niet af om rijk te worden, gebruik daarvoor uw inzicht niet. |
Niemand zoeke het zijne, maar wat des anderen is. | Laat niemand zijn eigen voordeel zoeken, maar ieder dat van de ander. |
Zonder zelfzucht of ijdel eerbejag; doch in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang. | Doe niets uit eigenbelang of eigendunk, maar laat in nederigheid de een de ander voortreffelijker achten dan zichzelf. |
Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. | En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. |
Zeg niet: Hoe komt het, dat de vroegere tijden beter waren dan deze? Want niet uit wijsheid zoudt gij aldus vragen. | Zeg niet: Hoe komt het dat de dagen van vroeger beter waren dan deze? Want niet uit wijsheid zou u dat vragen. |
Gij zult uw broeder in uw hart niet haten; openlijk zult gij uw volksgenoot terechtwijzen en niet ter wille van hem zonde op u laden. Gij zult niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover de kinderen van uw volk, maar uw naaste liefhebben als uzelf: Ik ben de Here. | U mag in uw hart uw broeder niet haten. U moet uw naaste zeker terechtwijzen, zodat u geen zonde op hem laadt. U mag geen wraak nemen of een wrok koesteren tegen uw volksgenoten, maar u moet uw naaste liefhebben als uzelf. Ik ben de HEERE. |
Want de gehele wet is in één woord vervuld, in dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. | Want de hele wet wordt in één woord vervuld, namelijk hierin: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. |
Het tweede is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Een ander gebod, groter dan deze, bestaat niet. | En het tweede, hieraan gelijk, is dit: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Er is geen ander gebod groter dan deze. |
Indien iemand meent godsdienstig te zijn en daarbij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart misleidt, diens godsdienst is waardeloos. | Als iemand onder u denkt dat hij godsdienstig is, en hij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart misleidt, dan is zijn godsdienst zinloos. |
Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God, de Vader, is: omzien naar wezen en weduwen in hun druk en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren. | De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is dit: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking en zichzelf onbesmet bewaren van de wereld. |
Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. | Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst. |
Blijft waakzaam, staat in het geloof, weest manlijk, weest sterk! | Wees waakzaam, sta vast in het geloof, wees manmoedig, wees sterk. |
Hij antwoordde en zeide: Gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf. | Hij antwoordde en zei: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf. |
Hij zeide tot allen: Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme dagelijks zijn kruis op en volge Mij. | Hij zei tegen allen: Als iemand achter Mij wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis dagelijks opnemen en Mij volgen. |
Laat niemand zichzelf misleiden! Indien iemand onder u meent wijs te zijn in deze tijd, hij worde dwaas, om wijs te worden. | Laat niemand zichzelf bedriegen. Als iemand onder u denkt dat hij wijs is in deze wereld, laat hij dwaas worden, opdat hij wijs zal worden. |
Vernedert u voor de Here, en Hij zal u verhogen. | Verneder u voor de Heere, en Hij zal u verhogen. |
Gij zult niet doodslaan, gij zult niet echtbreken, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, eer uw vader en uw moeder, en gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. | U zult niet doden; u zult geen overspel plegen; u zult niet stelen; u zult geen vals getuigenis afleggen; eer uw vader en moeder; en: u zult uw naaste liefhebben als uzelf. |
En Hij riep de schare, met zijn discipelen, tot Zich en zeide tot hen: Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij. | En toen Hij de menigte met Zijn discipelen bij Zich geroepen had, zei Hij tegen hen: Laat wie achter Mij aan wil komen zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen. |
Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd. | Verneder u dan onder de krachtige hand van God, opdat Hij u op Zijn tijd verhoogt. |
Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen. | Verzamel geen schatten voor u op de aarde, waar mot en roest ze verderven, en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamel schatten voor u in de hemel, waar geen mot of roest ze verderft, en waar dieven niet inbreken of stelen. |
Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. | Dwaal niet: God laat niet met Zich spotten, want wat de mens zaait, zal hij ook oogsten. |
Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de heilige Geest te bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land? Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet te uwer beschikking? Hoe kondt gij aan deze daad in uw hart plaats geven? Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God. | En Petrus zei: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, zodat u gelogen hebt tegen de Heilige Geest en een deel achtergehouden hebt van de opbrengst van het stuk grond? Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en toen het verkocht was, bleef de opbrengst dan niet tot uw beschikking? Waarom toch hebt u deze daad in uw hart voorgenomen? U hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God. |
Met alle nederigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, en elkander in liefde te verdragen. | In alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, door elkaar in liefde te verdragen. |
Want de geboden: gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult niet begeren en welk ander gebod er ook zij, worden samengevat in dit woord: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. | Want dit: U zult geen overspel plegen, u zult niet doden, u zult niet stelen, u zult geen vals getuigenis geven, u zult niet begeren, en welk ander gebod er ook is, wordt in dit woord samengevat, namelijk hierin: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. |
Wie zijn mond in toom houdt, bewaart zijn leven; wie zijn lippen openspert, hem wacht het verderf. | Wie zijn mond behoedt, bewaart zijn ziel, wie zijn lippen openspert, hem wacht de ondergang. |