En daarna heb ik jullie naar dit mooie land gebracht. Ik gaf jullie meer dan genoeg te eten. Jullie hadden alles wat je nodig had. Maar toen werden jullie trots, en jullie vergaten mij. | Ik gaf jullie te eten. Ik gaf jullie een prachtig land om te wonen. Maar toen het daar goed met jullie ging, kregen jullie genoeg van Mij. Jullie vergaten Mij. |
Het echte geluk is voor mensen die doen wat God wil, en die dat het allerbelangrijkste vinden. Want God zal hun moeite belonen. | Het is heerlijk voor je als je honger en dorst hebt naar rechtvaardigheid. Want je honger zal gestild worden. |
Wie graag rijk wil zijn, heeft nooit genoeg. Wie veel heeft, wil steeds meer hebben. Ook dat is allemaal zinloos. | Wie van geld houdt, heeft nooit genoeg geld. En wie van rijkdom houdt, verdient nooit genoeg. Ook dat is maar lucht. |
Aan mensen die dorst hadden, gaf hij te drinken. Aan mensen die honger hadden, gaf hij te eten. Ze kregen meer dan genoeg. | Want de mensen die dorst hadden, heeft Hij te drinken gegeven. En de mensen die honger hadden, heeft Hij meer dan genoeg te eten gegeven. |
Toen nam Jezus het brood en de vis. Hij keek omhoog naar de hemel en dankte God voor het voedsel. Daarna brak hij het brood en de vis in stukken. Hij gaf het aan de leerlingen, en zij deelden het uit aan de mensen. Alle mensen konden eten zo veel als ze wilden. Het eten dat overbleef, werd verzameld. Het waren twaalf manden vol. | Toen nam Hij de vijf broden en de twee vissen. Hij keek naar de hemel, zegende de broden en vissen en brak ze in stukken. Die gaf Hij aan de leerlingen om aan de mensen uit te delen. En de mensen aten tot ze genoeg hadden. Toen haalden ze de stukken op die waren overgebleven: twaalf manden vol. |
Als je veel weggeeft, krijg je ook veel terug. Als je anderen te drinken geeft, zul je zelf geen dorst hebben. | Als je goed bent voor anderen, zal het ook met jou goed gaan. Als je anderen helpt, zul je zelf ook geholpen worden. |
Ik weet hoe het is om arm te zijn, en ik weet hoe het is om rijk te zijn. Ik heb alle situaties meegemaakt: Soms had ik veel te eten, en soms had ik honger. Soms was ik rijk, en soms had ik helemaal niets. | Ik weet wat armoede is en ik weet wat overvloed is. Ik heb echt alles meegemaakt. Ik heb geleerd wat het is om genoeg te eten te hebben en ik heb geleerd wat het is om honger te hebben. Ik heb geleerd wat overvloed is en ik heb geleerd wat gebrek is. |