Maar de Heer helpt mensen die hem vereren, en die vertrouwen op zijn liefde. | Het oog van de HEER rust op wie Hem vrezen en hopen op zijn trouw. |
Laat hij ons steeds weer gelukkig maken. Dan zal iedereen hem eren, iedereen, op de hele aarde. | Moge God ons zegenen opdat de einden der aarde ontzag hebben voor Hem. |
De Heer houdt van zijn volk, zoals een vader van zijn kinderen houdt. | Zoals een vader zich ontfermt over zijn kinderen, zo ontfermt zich de HEER over wie Hem vrezen. |
De Heer is bij mij, daarom ben ik niet bang. Mensen kunnen me geen kwaad doen. | Met de HEER aan mijn zijde heb ik niets te vrezen, wat kunnen mensen mij doen? |
De Heer helpt mij altijd, hij is als een licht in het donker. Ik ben voor niemand bang. Bij de Heer ben ik veilig, daarom heb ik geen angst. | De HEER is mijn licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen? Bij de HEER is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn? |
We kunnen dus vol vertrouwen zeggen: «De Heer zal mij helpen. Daarom ben ik niet bang. Mensen kunnen me geen kwaad doen.» | Zodat we vol vertrouwen kunnen zeggen: ‘De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen. Wat zouden mensen mij kunnen doen?’ |
Mensen die u willen dienen, mensen die bij u bescherming zoeken, die maakt u gelukkig. De hele wereld zal het zien! | Hoe groot is het geluk dat U hebt weggelegd voor wie U vrezen, dat U bereid hebt voor wie schuilen bij U, heel de wereld zal het zien. |
Heer, leer mij hoe ik moet leven. Help mij om trouw te zijn aan u, geef mij eerbied voor u. | Wijs mij uw weg, HEER, laat mij wandelen op het pad van uw waarheid, vervul mijn hart met ontzag voor uw naam. |
Houd je daarom aan zijn regels. Leef zoals hij het wil en heb eerbied voor hem. | Leef daarom zijn geboden na door de weg te volgen die Hij u wijst en door ontzag voor Hem te tonen. |
Maar de liefde van de Heer verdwijnt nooit. Hij houdt van mensen die hem trouw zijn. De Heer is goed voor hen, en voor hun kinderen en kleinkinderen. Als ze maar doen wat hij wil, als ze maar luisteren naar zijn woorden. | Maar de HEER is trouw aan wie Hem vrezen, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Hij doet recht aan de kinderen en kleinkinderen van wie zich houdt aan zijn verbond en naar zijn geboden leeft. |
Jullie moeten alleen voor de Heer eerbied hebben, jullie moeten alleen hem dienen. | Blijf de HEER, uw God, volgen en heb alleen voor Hem ontzag. Leef zijn geboden na en luister naar Hem; dien alleen Hem en blijf Hem toegedaan. |
Hadden ze altijd maar zo veel eerbied voor mij! Waren ze altijd maar zo gehoorzaam! Dan zou het altijd goed met hen gaan, en ook met hun kinderen. | Hadden ze altijd maar zo’n verlangen om Mij te vereren en mijn geboden na te leven; voor eeuwig zou het hun en hun kinderen goed gaan. |
Daarom moeten wij eerbied hebben voor de Heer en ons aan zijn wetten houden. Dan zal het goed met ons gaan. En dan zal de Heer ons laten leven, zoals hij steeds gedaan heeft. | Daarom gebood de HEER, onze God, ons al deze wetten na te komen en ontzag voor Hem te tonen. Dan zou het ons goed gaan en zou Hij ons leven sparen, zoals Hij tot nu toe heeft gedaan. |
Ik ben niet bang, ook niet als een heel leger mij aanvalt. Ik blijf op de Heer vertrouwen, ook als de strijd begint. | Al trok een leger tegen mij op, mijn hart zou onbevreesd zijn, al woedde er een oorlog tegen mij, nog zou ik mij veilig weten. |
Ik ben niet bang, ook al is er gevaar, ook al is het donker om mij heen. Want u bent bij mij, Heer. U beschermt me, u geeft mij moed. | Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want U bent bij mij, uw stok en uw staf, zij geven mij moed. |
Mozes zei verder tegen de Israëlieten: ‘Heb eerbied voor de Heer, jullie God. Dat is wat hij van jullie vraagt. Leef zoals hij het jullie leert. Dien hem, en heb hem lief met je hele hart en je hele ziel. Vandaag geef ik jullie zijn wetten en regels. Als jullie je daaraan houden, zal het goed met jullie gaan.’ | Israël, bedenk dus dat de HEER, uw God, niets anders van u vraagt dan dat u ontzag voor Hem toont, dat u de weg volgt die Hij u wijst, dat u Hem liefhebt, Hem met hart en ziel dient en zijn geboden en wetten, die ik u vandaag voorhoud, naleeft; dan zal het u goed gaan. |
God heeft ons niet zijn Geest gegeven om weer bange slaven van ons te maken. Nee, God heeft ons zijn Geest gegeven om van ons zijn kinderen te maken. En als Gods kinderen bidden wij: ‘Abba, Vader!’ | U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te worden – door Hem roepen wij God aan met ‘Abba, Vader’. |
Vrienden, die dingen heeft God ons beloofd. Daarom moeten wij alles wat slecht is, achter ons laten. We moeten van binnen en van buiten rein zijn. Uit eerbied voor God moeten we onszelf helemaal heilig maken. | Omdat ons deze beloften zijn gegeven, geliefde broeders en zusters, moeten we onszelf reinigen van alle lichamelijke en geestelijke smetten en vol ontzag voor God ons hele leven heiligen. |
Misschien denken jullie: Hoe weten we of een profeet namens de Heer spreekt? Dat weet je als de woorden van een profeet ook echt uitkomen. Als dat niet gebeurt, dan weet je dat de profeet niet namens de Heer gesproken heeft. Voor de boodschap van zo’n profeet hoef je niet bang te zijn. | Misschien vraagt u zich af: Hoe weten we dat een profetie niet van de HEER komt? Dit is het antwoord: als een profeet zegt te spreken in de naam van de HEER, maar zijn woorden komen niet uit en er gebeurt niets, dan is dat geen profetie van de HEER geweest. Heb geen ontzag voor een profeet die zich dat aanmatigt. |
Jullie weten dat de wet zegt: «Je mag niet vreemdgaan.» Dit zeg ik daarover: Ook wie naar een andere vrouw kijkt en met haar naar bed wil, gaat vreemd. Want hij is in gedachten met haar vreemdgegaan. | Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Pleeg geen overspel.” Dit zeg Ik daarover: iedereen die naar een vrouw kijkt en haar begeert, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd. |
Het is vreemd als dwaze mensen mooie woorden spreken, maar het is nog vreemder als goede mensen liegen. | Verheven woorden passen niet bij een onverlaat, leugens des te minder bij een edel mens. |
Als ik hoor dat mijn leerlingen volgens Gods waarheid leven, geeft mij dat veel vreugde. Niets geeft mij meer vreugde dan dat! | Niets verheugt mij meer dan te horen dat mijn kinderen de weg van de waarheid volgen. |
Ik vertel jullie al deze dingen, omdat ik wil dat jullie dezelfde vreugde voelen als ik. Ik wil dat jullie vreugde volmaakt is. | Dit zeg Ik tegen jullie om je mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn. |
Mensen die gevallen zijn, helpt hij overeind. Hij beschermt vreemdelingen. Hij helpt weduwen, hij beschermt kinderen zonder vader. | De HEER beschermt de vreemdelingen, wezen en weduwen steunt Hij, maar goddelozen richt Hij te gronde. |
Jullie moeten altijd met elkaar meeleven, in vreugde en in verdriet. | Wees blij met wie zich verblijdt, heb verdriet met wie verdriet heeft. |