Bijbelteksten over 'Vrezen'
God zegent ons, opdat alle einden der aarde Hem vrezen. | Moge God ons zegenen opdat de einden der aarde ontzag hebben voor Hem. |
Zie, des Heren oog is op hen die Hem vrezen, die op zijn goedertierenheid hopen. | Het oog van de HEER rust op wie Hem vrezen en hopen op zijn trouw. |
De Here is met mij, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen? | Met de HEER aan mijn zijde heb ik niets te vrezen, wat kunnen mensen mij doen? |
Gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen, ontfermt Zich de Here over wie Hem vrezen. | Zoals een vader zich ontfermt over zijn kinderen, zo ontfermt zich de HEER over wie Hem vrezen. |
Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Here is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen? | Zodat we vol vertrouwen kunnen zeggen: ‘De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen. Wat zouden mensen mij kunnen doen?’ |
De Here is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen? De Here is mijns levens veste, voor wie zou ik vervaard zijn? | De HEER is mijn licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen? Bij de HEER is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn? |
Leer mij, Here, uw weg, opdat ik in uw waarheid wandele; verenig mijn hart om uw naam te vrezen. | Wijs mij uw weg, HEER, laat mij wandelen op het pad van uw waarheid, vervul mijn hart met ontzag voor uw naam. |
En onderhoud de geboden van de Here, uw God, door in zijn wegen te wandelen en Hem te vrezen. | Leef daarom zijn geboden na door de weg te volgen die Hij u wijst en door ontzag voor Hem te tonen. |
Hoe groot is het goed dat Gij hebt weggelegd voor wie U vrezen, dat Gij bereid hebt voor wie bij U schuilen ten aanschouwen van de mensenkinderen. | Hoe groot is het geluk dat U hebt weggelegd voor wie U vrezen, dat U bereid hebt voor wie schuilen bij U, heel de wereld zal het zien. |
De Here, uw God, zult gij volgen, Hem vrezen, zijn geboden houden en naar zijn stem luisteren: Hem zult gij dienen en aanhangen. | Blijf de HEER, uw God, volgen en heb alleen voor Hem ontzag. Leef zijn geboden na en luister naar Hem; dien alleen Hem en blijf Hem toegedaan. |
Och, hadden zij steeds zulk een hart om Mij te vrezen en om al mijn geboden te onderhouden, opdat het hun en hun kinderen voor altoos wèl mocht gaan! | Hadden ze altijd maar zo’n verlangen om Mij te vereren en mijn geboden na te leven; voor eeuwig zou het hun en hun kinderen goed gaan. |
Maar de goedertierenheid des Heren is van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen, en zijn gerechtigheid over kindskinderen, over hen die zijn verbond onderhouden, en aan zijn bevelen denken om die te doen. | Maar de HEER is trouw aan wie Hem vrezen, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Hij doet recht aan de kinderen en kleinkinderen van wie zich houdt aan zijn verbond en naar zijn geboden leeft. |
De Here gebood ons al deze inzettingen te onderhouden en de Here, onze God, te vrezen, opdat het ons altijd wèl zou gaan en Hij ons in het leven zou behouden, zoals dit heden het geval is. | Daarom gebood de HEER, onze God, ons al deze wetten na te komen en ontzag voor Hem te tonen. Dan zou het ons goed gaan en zou Hij ons leven sparen, zoals Hij tot nu toe heeft gedaan. |
Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader. | U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te worden – door Hem roepen wij God aan met ‘Abba, Vader’. |
Nu dan, Israël, wat vraagt de Here, uw God, van u dan de Here, uw God, te vrezen door in al zijn wegen te wandelen; Hem lief te hebben; de Here, uw God, te dienen met uw ganse hart en met uw ganse ziel; de geboden en de inzettingen des Heren, die ik u heden opleg, te onderhouden, opdat het u wèl ga. | Israël, bedenk dus dat de HEER, uw God, niets anders van u vraagt dan dat u ontzag voor Hem toont, dat u de weg volgt die Hij u wijst, dat u Hem liefhebt, Hem met hart en ziel dient en zijn geboden en wetten, die ik u vandaag voorhoud, naleeft; dan zal het u goed gaan. |
Wanneer gij nu bij uzelf mocht zeggen: Hoe onderkennen wij het woord dat de Here niet gesproken heeft? – als een profeet spreekt in de naam des Heren en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is dit een woord, dat de Here niet gesproken heeft; in overmoed heeft de profeet het gesproken, gij zult voor hem niet vrezen. | Misschien vraagt u zich af: Hoe weten we dat een profetie niet van de HEER komt? Dit is het antwoord: als een profeet zegt te spreken in de naam van de HEER, maar zijn woorden komen niet uit en er gebeurt niets, dan is dat geen profetie van de HEER geweest. Heb geen ontzag voor een profeet die zich dat aanmatigt. |
Al legert zich een leger tegen mij, mijn hart vreest niet; al verheft zich een krijg tegen mij, nochtans blijf ik vertrouwen. | Al trok een leger tegen mij op, mijn hart zou onbevreesd zijn, al woedde er een oorlog tegen mij, nog zou ik mij veilig weten. |
Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij; uw stok en uw staf, die vertroosten mij. | Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want U bent bij mij, uw stok en uw staf, zij geven mij moed. |
Daar wij nu deze beloften bezitten, geliefden, laten wij ons reinigen van alle bezoedeling des vlezes en des geestes, en zo onze heiligheid volmaken in de vreze Gods. | Omdat ons deze beloften zijn gegeven, geliefde broeders en zusters, moeten we onszelf reinigen van alle lichamelijke en geestelijke smetten en vol ontzag voor God ons hele leven heiligen. |
Bijbeltekst van de dag
De dwaas versmaadt de tucht van zijn vader,maar wie de terechtwijzing ter harte neemt, is verstandig.