Maar iemand die goed leeft en trouw is, zoekt het licht juist op. Dan wordt duidelijk dat hij dicht bij God leeft. | Maar wie de waarheid doet, gaat tot het licht, opdat van zijn werken blijke, dat zij in God verricht zijn. |
Maar jullie hebben van Christus de heilige Geest gekregen, en die zal in jullie blijven. De Geest zelf zal jullie alles leren. Daarom hoeft niemand anders iets aan jullie te leren. Wat de Geest zegt, is waar. Hij bedriegt jullie niet. Blijf daarom verbonden met Christus, zoals de Geest jullie geleerd heeft. | En wat u betreft, de zalving, die gij van Hem ontvangen hebt, blijft op u, en gij hebt niet van node, dat iemand u lere; maar, gelijk zijn zalving u leert over alle dingen, en waarachtig is en geen leugen, blijft in Hem, gelijk zij u geleerd heeft. |
Als we geloven, worden we gered. Dan wordt onze hoop werkelijkheid. En door ons geloof weten we zeker dat Gods hemelse wereld bestaat. Ook al kunnen we die nog niet zien. | Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet. |
Pasgeboren baby’s verlangen naar melk. Net zo moeten jullie ernaar verlangen om de woorden van God te horen. Dan kan jullie geloof groeien, en dan worden jullie gered. | En verlangt als pasgeboren kinderen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat gij daardoor moogt opwassen tot zaligheid. |
Toen begrepen ze dat ze naakt waren. Daarom pakten ze grote bladeren van een vijgenboom, en die bonden ze om hun heupen. | Toen werden hun beider ogen geopend, en zij bemerkten, dat zij naakt waren; zij hechtten vijgebladeren aaneen en maakten zich schorten. |
Alles wat u zegt, is waar. Al uw beslissingen zijn goed en eerlijk. | Heel uw woord is de waarheid, al uw rechtvaardige verordeningen zijn voor eeuwig. |
Daarom geef ik alle eer aan God, de koning van de hemel. Alles wat hij doet, is goed. Wat hij ook beslist, hij heeft altijd gelijk. Sommige mensen vinden dat ze een hoge plaats verdiend hebben. Maar aan zulke mensen geeft hij juist een lage plaats. | Nu roem, verhef en verheerlijk ik, Nebukadnessar, de Koning des hemels, wiens werken alle waarheid en wiens paden recht zijn, en die hen die in hoogmoed wandelen, vermag te vernederen. |
Heer, u zult bij mij zijn met uw liefde, uw liefde en uw trouw zullen mij altijd beschermen. | Gij, Here, onthoud mij uw erbarming niet; uw goedertierenheid en uw waarheid mogen mij bestendig bewaren. |
Dat gebeurt er als mensen afgoden gaan vereren en knielen voor beelden van mensen of dieren. En als ze God, die alles gemaakt heeft, niet willen eren. Maar de ware God moet juist alle eer krijgen, altijd en overal! Amen. God zorgde ervoor dat de mensen slaaf werden van hun eigen slechte verlangens. Daardoor gingen ze zich verkeerd gedragen op seksueel gebied. Vrouwen hebben nu seks met vrouwen. En mannen verlangen hevig naar mannen, en ook zij hebben seks met elkaar. Het is hun verdiende loon voor hun zonde tegen God. De mensen vonden het zinloos om eerbied voor God te hebben. Daarom zorgde God ervoor dat ze slaaf werden van hun eigen zinloze ideeën. Ze gingen dingen doen die verkeerd zijn. | Zij immers hadden de waarheid Gods vervangen door de leugen en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper, die te prijzen is tot in eeuwigheid. Amen. Daarom heeft God hen overgegeven aan schandelijke lusten, want hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke. Eveneens hebben de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven, en zijn in wellust voor elkander ontbrand, als mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende en daardoor het welverdiende loon voor hun afdwaling in zichzelf ontvangende. En daar zij het verwerpelijk achtten God te erkennen, heeft God hen overgegeven aan een verwerpelijk denken om te doen wat niet betaamt. |
God beschermt ons altijd. Alles wat hij doet, is volmaakt. Hij is eerlijk en rechtvaardig. Hij is betrouwbaar, er is geen kwaad in hem. | De Rots, wiens werk volkomen is, omdat al zijn wegen recht zijn; een God van trouw, zonder onrecht, rechtvaardig en waarachtig is Hij. |
Heer, u bent mijn God! Ik zal voor u zingen, ik zal vertellen hoe machtig u bent. Want u hebt wonderen gedaan. Alles wat u ooit besloten hebt, dat hebt u ook gedaan. Op u kunnen wij vertrouwen. | O Here, Gij zijt mijn God, U zal ik verheffen, uw naam loven, want Gij hebt wonderen gedaan, raadsbesluiten uit een ver verleden in waarheid en trouw volvoerd. |
Toen begon Petrus te spreken. Hij zei: ‘Nu begrijp ik pas goed dat God alle mensen even belangrijk vindt. God houdt van iedereen die eerbied voor hem heeft en leeft volgens zijn wil. Het maakt niet uit bij welk volk je hoort.’ | En Petrus opende zijn mond en zeide: Inderdaad bemerk ik, dat er bij God geen aanneming des persoons is, maar onder elk volk is wie Hem vereert en gerechtigheid werkt, Hem welgevallig. |