Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet. | Stel dat we zeggen dat we met God verbonden zijn, maar intussen blijven we leven in de duisternis. Dan liegen we, en leven we niet volgens Gods waarheid. |
En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, weten wij, dat wij de beden verkregen hebben, die wij van Hem hebben gebeden. | We weten dus dat God naar ons luistert als we hem iets vragen. We hebben God gevraagd om ons het eeuwige leven te geven. En we kunnen er dus zeker van zijn dat hij ons dat gegeven heeft. |
Als bedroefd, maar altijd blijde; als arm, maar velen rijk makend; als niets hebbend en toch alles bezittend. | Ik heb verdriet, maar toch ben ik altijd blij. Ik ben arm, maar ik maak veel mensen rijk. Ik bezit niets, en toch heb ik alles! |
Laten wij onze wegen doorzoeken en doorvorsen en ons bekeren tot de Here. | Laten we nadenken over ons leven, en laten we de Heer weer gaan dienen. |
Want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren. | Als wij leven, leven wij voor de Heer. En als wij sterven, sterven wij voor de Heer. Wij horen bij onze Heer Jezus Christus, in heel ons leven en ook als we sterven. |
Indien wij echter hopen op hetgeen wij niet zien, verwachten wij het met volharding. | We zijn al gered, ook al zien we dat nu nog niet. Toch vertrouwen we erop dat God ons de eeuwige redding zal geven. Als we het nu al konden zien, dan hoefden we er niet op te vertrouwen. Maar door vol te houden in deze moeilijke tijd, laten we zien dat we echt op God vertrouwen. |
Geliefden, als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid tegenover God, en ontvangen wij van Hem al wat wij bidden, daar wij zijn geboden bewaren en doen wat welgevallig is voor zijn aangezicht. | Vrienden, als we ons niet langer schuldig voelen, kunnen we vol vertrouwen bij God komen. Dan krijgen we van hem alles wat we vragen, omdat we ons houden aan zijn regels en doen wat hij graag wil. |
Laten wij niet moede worden goed te doen, want, wanneer het eenmaal tijd is, zullen wij oogsten, als wij niet verslappen. | Laten we daarom steeds het goede blijven doen, en volhouden tot de dag dat Christus terugkomt. |
Want wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen. | Bij ons leven op aarde gaat het om geloof. Want we kunnen de Heer nog niet zien. |
Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen. Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn. | Toen we op de wereld kwamen, hadden we niets bij ons. En als we de wereld verlaten, kunnen we ook niets meenemen. We hebben eten en kleren. Laten we daar tevreden mee zijn. |
En niet alleen (hierin), maar wij roemen ook in de verdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volharding uitwerkt, en de volharding beproefdheid, en de beproefdheid hoop. | En dat is niet het enige. We mogen er ook trots op zijn dat we het nu moeilijk hebben. Want door alle moeilijkheden leren we om vol te houden. En door vol te houden worden we sterk in ons geloof. En daardoor hebben we het vaste vertrouwen dat we eeuwig bij God zullen leven. |
Indien wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest het spoor houden. | Wij hebben ons nieuwe leven aan de heilige Geest te danken. Laten we dus niet opscheppen over onszelf. Of elkaar jaloers maken door te zeggen hoe goed we zijn. Maar laten we leven zoals de Geest het wil. |
Kinderkens, laten wij liefhebben niet met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid. | Vrienden, we moeten anderen laten merken dat we van hen houden. Niet door mooie woorden, maar door daden die Gods waarheid laten zien. |
Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet. | Als we geloven, worden we gered. Dan wordt onze hoop werkelijkheid. En door ons geloof weten we zeker dat Gods hemelse wereld bestaat. Ook al kunnen we die nog niet zien. |
Want wij hebben deel gekregen aan Christus, mits wij het begin van onze verzekerdheid tot het einde onverwrikt vasthouden. | Toen we gingen geloven, vertrouwden we op Christus, zonder te twijfelen. Dat geloof moeten we vasthouden, want alleen dan blijven we bij Christus horen. |
Want al leven wij in het vlees, wij trekken niet ten strijde naar het vlees. | Natuurlijk, ik ben een zwak mens, zoals iedereen. Maar ik doe mijn werk niet met menselijke kracht, ik vertrouw op Gods kracht! God maakt mij sterk. Zo kan ik vechten voor de waarheid! Ik strijd tegen alles wat mensen beweren. Al hun mooie woorden, hun grote verhalen en geweldige ideeën. Ik laat zien dat dat allemaal onzin is. Want de kennis over God is de enige waarheid. En we moeten alleen Jezus Christus gehoorzamen. |
Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is. | Lieve vrienden, wij zijn nu al kinderen van God. Wat we later zullen zijn, weten we nog niet. Maar we weten wel dat we op Jezus zullen lijken als hij terugkomt. Dan zullen we hem zien zoals hij is, als de hemelse Christus. We moeten erop vertrouwen dat God die dingen zal laten uitkomen. Wie daarop vertrouwt, is heilig. Net zoals Jezus Christus heilig is. |
Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd. | Laten we daarom vol vertrouwen leven als volk van God. En als het nodig is, helpt Jezus ons. Want hij is onze hogepriester. Hij heeft medelijden met ons, en hij is goed voor ons. |
En nu, kinderkens, blijft in Hem, opdat wij, als Hij zal geopenbaard worden, vrijmoedigheid hebben en voor Hem niet beschaamd staan bij zijn komst. | Lieve vrienden, blijf verbonden met Christus. Dan kunnen we vol vertrouwen zijn als hij terugkomt. En dan hoeven we ons tegenover hem niet te schamen. |
Het woord is betrouwbaar: immers, indien wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven. | Dit is de boodschap waarop we vertrouwen: Als wij met Christus verbonden zijn in zijn dood, dan zijn we ook met hem verbonden in het eeuwige leven. |
Laten wij dus, daar wij de gelegenheid hebben, doen wat goed is voor allen, maar inzonderheid voor onze geloofsgenoten. | Zolang we daarop wachten, moeten we dus goed zijn voor iedereen, en zeker voor andere christenen. |
Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft. | Vroeger waren we dus vijanden van God. Maar nu is het goed tussen God en ons, dankzij de dood van zijn Zoon. Want dankzij de dood van Christus ziet God ons als goede mensen. En dus zullen we ook voor eeuwig gered worden. Daar hoeven we niet aan te twijfelen. Want Christus leeft, en hij zal ons redden op de dag dat God rechtspreekt over de wereld. |
Want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt. | We zijn allemaal gedoopt. We hebben allemaal die ene heilige Geest gekregen. Dat geldt voor Joden en voor niet-Joden, voor slaven en voor vrije mensen. Wij vormen samen één geheel. |
Want dit is de verkondiging, die gij van den beginne gehoord hebt: dat wij elkander zouden liefhebben. | Dit is de boodschap die we kennen sinds we christenen zijn: houd van elkaar. |
Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij, die beloofd heeft, is getrouw. | Wij geloven dat God ons zal redden. Aan dat geloof moeten we vasthouden, zonder te twijfelen. Want God zal doen wat hij beloofd heeft. Daar kunnen we op vertrouwen. |