Jullie zullen mij zoeken. En als je mij zoekt met heel je hart, zul je mij vinden. | U zult Mij zoeken en vinden, wanneer u naar Mij zult vragen met heel uw hart. |
Mensen die hem kennen, mogen op hem vertrouwen. Mensen die hem zoeken, laat hij niet alleen. | Wie Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen, omdat U, HEERE, niet hebt verlaten wie U zoeken. |
Gelukkig zijn mensen die altijd denken aan de woorden van de Heer, die hem zoeken met heel hun hart. | Welzalig wie Zijn getuigenissen in acht nemen, die Hem met heel hun hart zoeken. |
Maar na lange tijd zullen jullie toch de Heer, jullie God, weer gaan zoeken. En als je hem zoekt met je hele hart, dan zul je hem vinden. | Dan zult u daar de HEERE, uw God, zoeken en u zult Hem vinden, als u Hem met heel uw hart en met heel uw ziel zoekt. |
Je kunt beter hulp zoeken bij de Heer dan vertrouwen op mensen. | Het is beter tot de HEERE de toevlucht te nemen dan op de mensen te vertrouwen. |
Ik wil niet zoeken naar rijkdom, maar bezig zijn met uw wetten. | Neig mijn hart naar Uw getuigenissen en niet naar winstbejag. |
Want ik, de Mensenzoon, ben gekomen om mensen te redden die verkeerde dingen doen. | Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren is. |
Dit zegt God, de Heer, tegen het volk van Israël: ‘Als jullie mij zoeken, zullen jullie leven.’ | Want zo zegt de HEERE tegen het huis van Israël: Zoek Mij en leef! |
Gelukkig zijn mensen die bescherming zoeken bij de Heer. Zij zullen zien hoe goed hij is. | Proef en zie dat de HEERE goed is; welzalig de man die tot Hem de toevlucht neemt. |
Je moet altijd zoeken naar wijsheid en kennis. Je mag nooit vergeten wat ik gezegd heb. | Verwerf wijsheid, verwerf inzicht, vergeet niet een van de woorden van mijn mond en wijk er niet van af. |
De Heer is goed. Als er gevaar is, is het bij hem veilig. Hij zorgt voor de mensen die bij hem bescherming zoeken. | De HEERE is goed, Hij is tot een vesting op de dag van de benauwdheid. Hij kent hen die tot Hem hun toevlucht nemen. |
Mensen die u willen dienen, mensen die bij u bescherming zoeken, die maakt u gelukkig. De hele wereld zal het zien! | Hoe groot is Uw goed, dat U weggelegd hebt voor wie U vrezen, dat U bereid hebt voor wie tot U de toevlucht nemen ten aanschouwen van de mensenkinderen. |
Als de mensen van mijn volk dan laten zien dat ze spijt hebben, dan zal ik vanuit de hemel naar hen luisteren. Ik zal naar hen luisteren als ze tot mij bidden en mij zoeken. Als ze weer gaan leven zoals ik het wil. Dan zal ik hun zonden vergeven en hun land weer vruchtbaar maken. | En Mijn volk, waarover Mijn Naam is uitgeroepen, in ootmoed buigt en bidt, en zij Mijn aangezicht zoeken, en zij zich bekeren van hun slechte wegen, dan zal Ík vanuit de hemel horen, hun zonden vergeven en hun land genezen. |
Dat laat zien dat Henoch geloofde. Want om bij God te kunnen komen, moet je geloven dat God bestaat. En dat hij je zal belonen als je hem echt zoekt. | Zonder geloof is het echter onmogelijk God te behagen. Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is, en dat Hij beloont wie Hem zoeken. |
Leeuwen kunnen doodgaan van de honger, maar mensen die hulp vragen aan de Heer, zullen altijd genoeg te eten hebben. | Jonge leeuwen lijden armoede en honger, maar wie de HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed. |
Maar God kent mij, hij weet hoe ik leef. Als hij in mijn hart naar kwaad zou zoeken, dan zou hij alleen goede dingen vinden. Ik heb altijd naar hem geluisterd, ik heb altijd geleefd zoals hij het wil. | Maar Hij kent de weg die ik ga. Laat Hij mij beproeven – ik zal er als goud uitkomen. Mijn voet heeft zich aan Zijn spoor gehouden; aan Zijn weg heb ik mij gehouden, ik ben er niet van afgeweken. |
De Heer helpt jullie zolang jullie op hem vertrouwen. Als jullie hem zoeken, zal hij zorgen dat jullie hem vinden. Maar als jullie hem in de steek laten, dan zal hij jullie ook in de steek laten. | De HEERE is met u, zolang u met Hem bent. Als u Hem zoekt, zal Hij door u gevonden worden, maar als u Hem verlaat, zal Hij u verlaten. |
Jullie moeten niet alleen aan jezelf denken, maar ook aan anderen. | Laat niemand zijn eigen voordeel zoeken, maar ieder dat van de ander. |
Alles wat een ander heeft, willen jullie ook hebben. Jullie zijn jaloers, zo jaloers dat je die ander wel zou willen doden. Dan zoeken jullie ruzie en strijd. Maar het levert niets op, jullie krijgen niets. Want als je iets wilt hebben, moet je God erom vragen, en dat doen jullie niet. | U verlangt naar iets en krijgt het niet. U benijdt anderen en beijvert u om dingen te bemachtigen en kunt ze niet krijgen. U maakt ruzie en voert strijd, maar u krijgt niet, omdat u niet bidt. |
Maar de jonge man zei: ‘Jullie hoeven niet bang te zijn. Ik weet dat jullie op zoek zijn naar Jezus uit Nazaret. Hij is gestorven aan het kruis. Maar hij is opgestaan uit de dood. Hij is niet hier. Kijk, hier heeft hij gelegen.’ | Maar hij zei tegen hen: Wees niet ontdaan. U zoekt Jezus de Nazarener, de Gekruisigde. Hij is opgewekt! Hij is hier niet; zie de plaats waar ze Hem gelegd hadden. |
God, u beschermt iedereen die u om hulp vraagt. Alles wat u zegt, is waar. | Ieder woord van God is gelouterd, Hij is een schild voor hen die tot Hem de toevlucht nemen. |
Ieder van ons moet doen wat goed is voor de ander en wat de ander helpt. | Laat daarom ieder van ons zijn naaste behagen ten goede, tot opbouw. |
De engel zei tegen de vrouwen: ‘Jullie hoeven niet bang te zijn. Ik weet dat jullie op zoek zijn naar Jezus, die aan het kruis gestorven is. Maar hij is hier niet. Want hij is opgestaan uit de dood, zoals hij gezegd heeft. Kom maar kijken, hier heeft hij gelegen.’ | Maar de engel antwoordde en zei tegen de vrouwen: U hoeft niet bevreesd te zijn, want ik weet dat u Jezus zoekt, Die gekruisigd was. Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, zoals Hij gezegd heeft. Kom, zie de plaats waar de Heere gelegen heeft. |
Veel mensen laten zich leiden door hun slechte verlangens. Daardoor doen ze slechte dingen. Dat weten we allemaal. Ze gedragen zich slecht en hebben verboden seks. Ze vereren afgoden en gebruiken toverspreuken. Ze zijn jaloers op elkaar en denken alleen maar aan zichzelf. Ze vormen eigen groepen en zoeken ruzie. Ze worden snel kwaad en behandelen elkaar als vijanden. Ze drinken te veel, en op feesten laten ze zich helemaal gaan. En ze doen nog veel meer slechte dingen. Ik heb het jullie al eerder gezegd: Wie zulke dingen doet, zal niet in Gods nieuwe wereld komen. | Het is bekend wat de werken van het vlees zijn, namelijk overspel, hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, toverij, vijandschappen, ruzie, afgunst, woede-uitbarstingen, egoïsme, onenigheid, afwijkingen in de leer, jaloersheid, moord, dronkenschap, zwelgpartijen, en dergelijke; waarvan ik u voorzeg, zoals ik ook al eerder gezegd heb, dat wie zulke dingen doen, het Koninkrijk van God niet zullen beërven. |
De Heer zegt: ‘Mijn volk heeft mij niet om raad gevraagd, maar toch ben ik er voor hen. Mijn volk bidt niet tot mij, maar toch zeg ik tegen hen: ‘Hier ben ik, hier!’’ | Ik ben gezocht door hen die naar Mij niet vroegen, Ik ben gevonden door hen die Mij niet zochten. Tegen het volk dat Mijn Naam niet aanriep heb Ik gezegd: Zie, hier ben Ik, zie, hier ben Ik. |