Ten dage dat ik vrees, vertrouw ik op U. | Op de dag dat ik vrees, vertrouw ík op U. |
Op God, wiens woord ik prijs. Op God vertrouw ik, ik vrees niet; wat zou vlees mij aandoen? | In God prijs ik Zijn woord, op God vertrouw ik, ik vrees niet; wat zou een schepsel mij kunnen doen? |