Bijbelteksten over 'Bang'
Ten dage dat ik vrees, vertrouw ik op U. | Ik ben bang, maar ik vertrouw op u. |
Maar Jezus hoorde het en antwoordde hem: Wees niet bevreesd, geloof alleen, en zij zal behouden worden. | Jezus hoorde dat en zei tegen Jaïrus: ‘Wees niet bang! Blijf geloven, dan zal je dochter gered worden.’ |
En weest niet bevreesd voor hen, die wèl het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel. | Jullie moeten niet bang zijn voor de mensen. Ze kunnen wel je lichaam doden, maar niet je ziel. Je moet alleen bang zijn voor God, want hij kan iemand met lichaam en ziel vernietigen in de hel. |
Toen het mij bang te moede was, riep ik de Here aan, tot mijn God riep ik om hulp. Hij hoorde mijn stem uit zijn paleis, mijn hulpgeroep tot Hem drong door in zijn oren. | Toen schreeuwde ik om hulp naar mijn God, vol angst riep ik naar de Heer. En hij hoorde mij roepen, vanuit de hemel hoorde hij mijn stem. |
Want Ik, de Here, uw God, grijp uw rechterhand vast; die tot u zeg: Vrees niet, Ik help u. | Ik ben de Heer, je God. Ik houd je vast, en ik zeg: Israël, je hoeft niet bang te zijn. Ik zal je helpen. |
De Here is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen? De Here is mijns levens veste, voor wie zou ik vervaard zijn? | De Heer helpt mij altijd, hij is als een licht in het donker. Ik ben voor niemand bang. Bij de Heer ben ik veilig, daarom heb ik geen angst. |
Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven. | Wees niet bang, ook al zijn jullie maar met weinig gelovigen. Want de nieuwe wereld is voor jullie. Zo wil God dat. |
En de engel zeide tot hen: Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen. | Maar de engel zei: ‘Jullie hoeven niet bang te zijn, want ik breng jullie goed nieuws. Het hele volk zal daar blij mee zijn.’ |
Want de Here zelf zal vóór u uit trekken, Hij zelf zal met u zijn, Hij zal u niet begeven en u niet verlaten; vrees niet en word niet verschrikt. | De Heer zal zelf met je meegaan. Hij zal je helpen. Hij blijft steeds bij je, hij zal je niet in de steek laten. Je hoeft echt niet bang te zijn. |
Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit; want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde. | Als Gods liefde in ons is, hoeven we niet meer bang te zijn voor zijn oordeel. Volmaakte liefde laat alle angst verdwijnen. Angst betekent dat je bang bent voor Gods straf. Wie daar bang voor is, heeft geen volmaakte liefde in zich. |
Ik, Ik ben het, die u troost. Wie zijt gij, dat gij bevreesd zijt voor een sterfelijk mens, voor een mensenkind, dat als gras wordt weggeworpen. | De Heer zegt: ‘Volk van Israël, ik zal jullie troosten, ik zal jullie beschermen. Je hoeft niet bang te zijn voor andere mensen. Want mensen zijn zwak, ze leven maar kort. Net als een bloem die maar even bloeit en dan doodgaat.’ |
Vrees niet, want Ik ben met u; zie niet angstig rond, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met mijn heilrijke rechterhand. | Je hoeft niet bang te zijn, want ik ben bij je. Je hoeft geen angst te hebben, want ik ben jouw God. Ik zal je helpen, ik zal je sterk maken. Met mijn hulp zul je de vijanden overwinnen. |
Al moest gij lijden om de gerechtigheid, toch zijt gij zalig. Doch vreest niet voor hun dreiging, en laat u niet verschrikken. | Wees dus niet bang, ook niet voor de beschuldigingen van ongelovigen. Als je lijdt omdat je Gods wil doet, ben je juist gelukkig. |
En de engel zeide tot haar: Wees niet bevreesd, Maria; want gij hebt genade gevonden bij God. En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. | Toen zei de engel tegen Maria: ‘Je hoeft niet bang te zijn, Maria. God heeft je uitgekozen voor iets moois. Je zult zwanger worden en een zoon krijgen. Je moet hem Jezus noemen.’ |
De Here is met mij, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen? | De Heer is bij mij, daarom ben ik niet bang. Mensen kunnen me geen kwaad doen. |
Weest sterk en moedig, vreest niet en siddert niet voor hen, want de Here, uw God, zelf gaat met u; Hij zal u niet begeven en u niet verlaten. | Wees sterk en dapper. Jullie hoeven echt niet bang voor hen te zijn. Want de Heer, jullie God, zal jullie helpen. Hij blijft steeds bij jullie, hij zal jullie niet in de steek laten. |
Toen zij Hem over de zee zagen gaan, meenden zij, dat het een spook was en zij schreeuwden luid. Want allen zagen zij Hem en werden verbijsterd. Maar terstond sprak Hij met hen en zeide tot hen: Houdt moed, Ik ben het, weest niet bevreesd! | Toen hij de boot voorbij wilde gaan, zagen de leerlingen hem op het water lopen. Ze dachten dat het een geest was, en schreeuwden het uit van schrik. Alle leerlingen zagen hem en ze waren vreselijk bang. Maar Jezus zei: ‘Rustig maar, ik ben het. Jullie hoeven niet bang te zijn.’ |
Worden niet vijf mussen verkocht voor twee duiten, en niet één van die is vergeten voor God. Ja, zelfs de haren van uw hoofd zijn alle geteld. Weest niet bevreesd: gij gaat vele mussen te boven. | Mussen kosten bijna niets. Je hebt er al vijf voor een paar cent. En toch vergeet God geen enkele mus. Jullie zijn voor God veel belangrijker dan mussen. God weet zelfs hoeveel haren jullie op je hoofd hebben. Je hoeft dus niet bang te zijn. |
Vrees voor mensen spant een strik, maar wie op de Here vertrouwt, is onaantastbaar. | Je hoeft niet bang te zijn voor andere mensen. Vertrouw op de Heer, dan ben je veilig. |
Doch de engel antwoordde en zeide tot de vrouwen: Weest gij niet bevreesd; want ik weet, dat gij Jezus zoekt, de gekruisigde. Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, gelijk Hij gezegd heeft; komt, ziet de plaats, waar Hij gelegen heeft. | De engel zei tegen de vrouwen: ‘Jullie hoeven niet bang te zijn. Ik weet dat jullie op zoek zijn naar Jezus, die aan het kruis gestorven is. Maar hij is hier niet. Want hij is opgestaan uit de dood, zoals hij gezegd heeft. Kom maar kijken, hier heeft hij gelegen.’ |
Al legert zich een leger tegen mij, mijn hart vreest niet; al verheft zich een krijg tegen mij, nochtans blijf ik vertrouwen. | Ik ben niet bang, ook niet als een heel leger mij aanvalt. Ik blijf op de Heer vertrouwen, ook als de strijd begint. |
Worden niet twee mussen te koop aangeboden voor een duit? En niet één daarvan zal ter aarde vallen zonder uw Vader. En de haren van uw hoofd zijn ook alle geteld. Weest dan niet bevreesd: gij gaat vele mussen te boven. | Mussen kosten bijna niets, je hebt er al twee voor een paar cent. Toch valt er dankzij de macht van God, jullie Vader, geen mus zomaar dood op de grond. God weet zelfs hoeveel haren je op je hoofd hebt. Je hoeft dus niet bang te zijn. Jullie zijn voor God veel belangrijker dan mussen. |
Hij zeide tot haar: Weest niet ontsteld. Jezus zoekt gij, de Nazarener, de gekruisigde. Hij is opgewekt, Hij is hier niet; zie de plaats, waar zij Hem gelegd hadden. | Maar de jonge man zei: ‘Jullie hoeven niet bang te zijn. Ik weet dat jullie op zoek zijn naar Jezus uit Nazaret. Hij is gestorven aan het kruis. Maar hij is opgestaan uit de dood. Hij is niet hier. Kijk, hier heeft hij gelegen.’ |
Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Here is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen? | We kunnen dus vol vertrouwen zeggen: «De Heer zal mij helpen. Daarom ben ik niet bang. Mensen kunnen me geen kwaad doen.» |
Bij de veelheid van mijn gedachten in mijn binnenste verkwikten uw vertroostingen mijn ziel. | Als ik bang was en vol zorgen, hebt u mij getroost en blij gemaakt. |
Gerelateerde onderwerpen
Angst
Vrees niet, want Ik...
Vertrouwen
Vertrouw op de HERE...
Jezus
Jezus zag hen aan...
Engelen
Of meent gij, dat...
Bemoediging
Maar wie de HERE...
Moed
Want de HERE zelf...