En oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden. En veroordeelt niet en gij zult niet veroordeeld worden; laat los en gij zult losgelaten worden. | Oordeel niemand. Dan zul jij ook niet geoordeeld worden. Veroordeel niemand. Dan zul jij ook niet veroordeeld worden. Laat los, dan zul jij ook losgelaten worden. |
Want Gij zijt mijn steenrots en mijn vesting, en om uws naams wil zult Gij mij voeren en leiden. | Want U bent mijn rots en mijn burcht. U zal mij leiden omdat U bent wie U bent. |
De Here is met u, zolang gij met Hem zijt; indien gij Hem zoekt, zal Hij Zich door u laten vinden; maar indien gij Hem verlaat, zal Hij u verlaten. | De Heer is met u, zolang u Hem wil dienen. Maar als u Hem verlaat, zal Hij u ook verlaten. |
Daarom, weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen. | Daarom moeten jullie ook goed opletten. Want de Mensenzoon zal onverwachts komen. |
Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt en gij zult mijn discipelen zijn. | Het eert mijn Vader als er veel vrucht aan jullie groeit. Het laat zien dat jullie mijn leerlingen zijn. |
Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog bemerkt gij niet? | Jullie zien wél dat er een splinter zit in het oog van iemand anders. Maar jullie merken helemaal niet dat er een hele balk in je eigen oog zit! |
Ik maak u bekend, broeders, het evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat gij ook ontvangen hebt, waarin gij ook staat, waardoor gij ook behouden wordt, indien gij het zó vasthoudt, als ik het u verkondigd heb, tenzij gij tevergeefs tot geloof zoudt gekomen zijn. | Broeders en zusters, ik wil jullie herinneren aan het goede nieuws dat ik jullie heb verteld. Jullie hebben het geloofd en het is de basis van jullie leven geworden. Jullie zijn door dat goede nieuws ook gered. Maar jullie moeten het wel precies zó blijven geloven als ik het jullie heb verteld. Anders zijn jullie voor niets tot geloof gekomen. |
En zij zeiden: Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en gij zult behouden worden, gij en uw huis. | Paulus antwoordde: "Geloof in de Heer Jezus. Dan zul je worden gered, met iedereen die in je huis woont." |
Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander. | Als jullie veel van elkaar houden, zal iedereen kunnen zien dat jullie mijn leerlingen zijn. |
Daarom zeg Ik u, al wat gij bidt en begeert, gelooft, dat gij het hebt ontvangen, en het zal geschieden. | Daarom zeg Ik jullie: alles waar je om bidt, zal gebeuren als je gelooft dat je het zal krijgen. |
Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus: want dit is de wet en de profeten. | Behandel de mensen zoals jullie door hen behandeld zouden willen worden. Want dat is wat de Boeken van de Wet en de Profeten bedoelen. |
Gij gelooft, dat God één is? Daaraan doet gij wèl, (maar) dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen. | Jullie geloven dat God Eén is? Dat is goed, maar dat geloven de duivelse geesten ook, en ze beven van angst voor Hem. |
Indien gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt wat gij maar wilt, en het zal u geworden. | Maar als jullie in Mij blijven en mijn woorden in jullie blijven, zullen jullie alles krijgen wat jullie vragen. |
Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat gij, indien gij gelooft, de heerlijkheid Gods zien zult? | Jezus zei tegen haar: "Ik heb je toch gezegd dat je, als je Mij gelooft, zal zien hoe goed en machtig God is?" |
Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. | Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Oordeel niet over andere mensen. Dan zal God ook niet over jullie oordelen." |
Als gij God een gelofte gedaan hebt, talm er dan niet mee die in te lossen, want Hij heeft geen welgevallen aan de dwazen; wat gij beloofd hebt, moet gij inlossen. | Als je God iets beloofd hebt, doe dan ook zo snel mogelijk wat je hebt beloofd. Want Hij houdt er niet van als mensen niet doen wat ze hebben gezegd. Want dan ben je een dwaas. Wat je beloofd hebt, moet je ook doen. |
Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts. | Vroeger was jullie hart één en al duisternis. Maar nu zijn jullie vol van het licht van de Heer. Leef dan ook als mensen die bij het licht horen. |
Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt? Want gij zijt gekocht en betaald. Verheerlijkt dan God met uw lichaam. | Weten jullie dan niet dat je lichaam een tempel is van de Heilige Geest? Hij woont in jullie. Jullie hebben Hem van God gekregen. Jullie zijn niet van jezelf! Want God heeft jullie voor een hoge prijs gekocht. Eer God dus met jullie lichaam en met jullie geest, want zij zijn van God. |
Dit heb ik u geschreven, die gelooft in de naam van de Zoon Gods, opdat gij weet, dat gij eeuwig leven hebt. | Jullie geloven in de Zoon van God. Daarom schrijf ik jullie dit, zodat jullie zeker zullen weten dat jullie het eeuwige leven hebben. |
Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt. | Ik geef jullie een nieuwe wet: houd net zoveel van elkaar, als Ik van jullie. |
Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien, en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen. | Jullie hebben Hem nog nooit gezien. Toch houden jullie van Hem. Jullie geloven Hem en zijn heel erg blij dat jullie door Hem zijn gered. En gered worden is immers het doel van het geloof. |
De Here zal voor u strijden, en gij zult stil zijn. | De Heer zal voor jullie strijden. Wees maar rustig, jullie hoeven zelf niets te doen. |
Gíj zijt uit God, kinderkens, en gij hebt hen overwonnen; want Hij, die in u is, is meerder dan die in de wereld is. | Jullie zijn uit God geboren, kinderen, en jullie hebben de vijanden van Christus overwonnen. Want Hij die in jullie is, is machtiger dan hij die in de wereld heerst. |
Zoekt het goede en niet het kwade, opdat gij leeft en aldus de Here, de God der heerscharen, met u zij, gelijk gij zegt. | Jullie zéggen wel dat de Heer met jullie is. Maar dan moeten jullie het goede doen, en niet het kwade. Dan zullen jullie leven. Dan zal de Heer wérkelijk met jullie zijn, zoals jullie zeggen. |
En de engel zeide tot haar: Wees niet bevreesd, Maria; want gij hebt genade gevonden bij God. En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. | De engel zei tegen haar: "Je hoeft niet bang te zijn, Maria. Want God wil goed voor jou zijn. Je zal in verwachting raken en een zoon krijgen. Je moet Hem Jezus (= 'God redt') noemen." |