Al belegerde mij een leger, mijn hart zou niet vrezen; al brak er een oorlog tegen mij uit, toch vertrouw ik hierop. | Al trok een leger tegen mij op, mijn hart zou onbevreesd zijn, al woedde er een oorlog tegen mij, nog zou ik mij veilig weten. |
U echter, HEERE, bent een schild voor mij, mijn eer; U heft mijn hoofd omhoog. | U, HEER, bent een schild om mij heen, U bent mijn eer, U houdt mij staande. |
Wees mij genadig, o God, overeenkomstig Uw goedertierenheid, delg mijn overtreding uit overeenkomstig Uw grote barmhartigheid. Was mij schoon van mijn ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonde. | Wees mij genadig, God, in uw trouw, U bent vol erbarmen, wis mijn wandaden uit, was mij schoon van alle schuld, reinig mij van mijn zonden. |
Als u Mij liefhebt, neem dan Mijn geboden in acht. | Als je Mij liefhebt, houd je dan aan mijn geboden. |
Jezus antwoordde hun en zei: Mijn onderricht is niet van Mij, maar van Hem Die Mij gezonden heeft. | Jezus zei: ‘Wat Ik onderwijs heb Ik niet van mijzelf, maar van Hem die Mij gezonden heeft.’ |
En Hij zei tegen hen: Wie dit kind ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem Die Mij gezonden heeft. Want wie de minste onder u allen is, die zal belangrijk zijn. | Hij zei tegen hen: ‘Wie dit kind in mijn naam ontvangt, ontvangt Mij; en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem die Mij gezonden heeft. Want wie de kleinste onder jullie allen is, die is werkelijk groot.’ |
U bent mijn schuilplaats, U beschermt mij voor benauwdheid, U omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding. Sela | Bij U ben ik veilig, U behoedt mij in de nood en omringt mij met gejuich van bevrijding. sela |
Alle dingen kan ik aan door Christus, Die mij kracht geeft. | Ik ben tegen alles bestand door Hem die mij kracht geeft. |
Want zo zegt de HEERE tegen het huis van Israël: Zoek Mij en leef! | Dit zegt de HEER tegen Israël: Zoek Mij en leef! |
Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen. | Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als iemand in Mij blijft en Ik in hem, zal hij veel vruchten voortbrengen. Maar zonder Mij kun je niets doen. |
Daarom zeggen wij met goede moed: De Heere is voor mij een Helper en ik zal niet vrezen. Wat zal een mens mij doen? | Zodat we vol vertrouwen kunnen zeggen: ‘De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen. Wat zouden mensen mij kunnen doen?’ |
Hij zei tegen allen: Als iemand achter Mij wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis dagelijks opnemen en Mij volgen. | Tegen allen zei Hij: ‘Wie achter Mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen en dagelijks zijn kruis op zich nemen en Mij volgen.’ |
Wie Mijn geboden heeft en die in acht neemt, die is het die Mij liefheeft, en wie Mij liefheeft, hem zal Mijn Vader liefhebben; en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren. | Wie mijn geboden kent en zich eraan houdt, heeft Mij lief. Wie Mij liefheeft zal de liefde van mijn Vader en Mij ontvangen, en Ik zal mij aan hem bekendmaken. |
Als de wereld u haat, weet dat zij Mij eerder dan u gehaat heeft. | Wanneer de wereld je haat, bedenk dan dat ze Mij eerder haatte dan jullie. |
Want wie Mij vindt, vindt het leven en verkrijgt de goedgunstigheid van de HEERE. | Want wie mij vindt, vindt het leven, en ontvangt de gunst van de HEER. |
En Jezus zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben. | ‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.’ |
Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar niet alle dingen zijn nuttig. Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar ik zal mij niet onder de macht van ook maar iets laten brengen. | U zegt: ‘Alles is mij toegestaan.’ Maar niet alles is goed voor u. Zeker, alles is mij toegestaan, maar ik mag me door niets laten beheersen. |
Mijn tijden zijn in Uw hand; red mij uit de hand van mijn vijanden en van mijn vervolgers. | Mijn lot en mijn leven zijn in uw hand, bevrijd mij van mijn vijanden en vervolgers. |
Laat uw hart niet in beroering raken; u gelooft in God, geloof ook in Mij. | Wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op Mij. |
Ik zal Uw bevelen voor eeuwig niet vergeten, want daardoor hebt U mij levend gemaakt. | In eeuwigheid zal ik uw regels niet vergeten, daardoor houdt U mij in leven. |
HEERE, U doorgrondt en kent mij. Ú kent mijn zitten en mijn opstaan, U begrijpt van verre mijn gedachten. | HEER, u kent mij, u doorgrondt mij, u weet het als ik zit of sta, u doorziet van verre mijn gedachten. |
U noemt Mij Meester en Heere, en u zegt het terecht, want Ik ben het. | Jullie zeggen altijd “meester” en “Heer” tegen Mij, en terecht, want dat ben Ik ook. |
Leer mij, HEERE, Uw weg, ik zal in Uw waarheid wandelen, maak mijn hart één om Uw Naam te vrezen. | Wijs mij uw weg, HEER, laat mij wandelen op het pad van uw waarheid, vervul mijn hart met ontzag voor uw naam. |
Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest. | Schep, o God, een zuiver hart in mij, vernieuw mijn geest, maak mij standvastig. |
Ik heb mij gehaast en niet geaarzeld Uw geboden in acht te nemen. | Ik haast mij, en aarzel niet mij te houden aan uw geboden. |