Wees mij genadig, o God, naar uw goedertierenheid, delg mijn overtredingen uit naar uw grote barmhartigheid; was mij geheel van mijn ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonde. | God, u bent goed, heb medelijden met mij! Uw liefde is groot. Vergeef me mijn zonden, neem mijn schuld weg, maak mij weer schoon. |
Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert en mijn verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort Mij. | Nu moeten jullie goed naar mij luisteren. En jullie moeten je houden aan de afspraken met mij. Dan zullen jullie een kostbaar bezit voor mij zijn. De hele aarde is van mij, en alle volken zijn van mij. |
Al legert zich een leger tegen mij, mijn hart vreest niet; al verheft zich een krijg tegen mij, nochtans blijf ik vertrouwen. | Ik ben niet bang, ook niet als een heel leger mij aanvalt. Ik blijf op de Heer vertrouwen, ook als de strijd begint. |
Maar Gij, Here, zijt een schild dat mij dekt, mijn eer, en die mijn hoofd opheft. | Maar u beschermt mij, Heer. U geeft mij kracht, u laat me overwinnen. |
Jezus antwoordde hun en zeide: Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft. | Jezus zei tegen hen: ‘Wat ik aan de mensen leer, heb ik niet van mijzelf. Het is de boodschap van God, hij heeft mij gestuurd.’ |
Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. | Als jullie van mij houden, leef dan volgens mijn regels. |
En Hij zeide tot hen: Een ieder, die dit kind ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij: en een ieder, die Mij ontvangt, ontvangt Hem, die Mij gezonden heeft. Want wie onder u allen de minste is, die is groot. | Toen zei hij: ‘Als je bij mij hoort, dan moet je juist voor de minst belangrijke mensen aandacht hebben. Zoals voor zo’n kind. Want wat je voor de minst belangrijke mensen doet, dat doe je voor mij. En wat je voor mij doet, dat doe je ook voor God, die mij gestuurd heeft. Weet je wie van jullie echt belangrijk is? Dat is degene die zichzelf het minst belangrijk vindt.’ |
Ik vermag alle dingen in Hem, die mij kracht geeft. | Ik kan alles verdragen, omdat de Heer mij kracht geeft. |
Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij door niets laten knechten. | Jullie zeggen: ‘Wij mogen doen wat we willen.’ Maar ik zeg: Ja, maar niet alles is goed! Jullie zeggen: ‘Wij mogen doen wat we willen.’ Maar ik zeg: Laat je leven niet beheersen door slechte verlangens! |
Want zo zegt de Here tot het huis Israëls: Zoekt Mij en leeft. | Dit zegt God, de Heer, tegen het volk van Israël: ‘Als jullie mij zoeken, zullen jullie leven.’ |
Want het leven is mij Christus en het sterven gewin. | Zolang ik leef, zal ik Christus dienen. En zolang ik op aarde ben, kan ik goed werk doen. Maar als ik sterf, zal ik bij Christus zijn. Dat is nog veel beter! |
In vrede kan ik mij te ruste begeven en aanstonds inslapen, want Gij alleen, o Here, doet mij veilig wonen. | Heer, u laat mij veilig wonen. Ik hoef niet bang te zijn, ik kan rustig slapen. |
Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Here is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen? | We kunnen dus vol vertrouwen zeggen: «De Heer zal mij helpen. Daarom ben ik niet bang. Mensen kunnen me geen kwaad doen.» |
Uit de benauwdheid heb ik tot de Here geroepen, de Here heeft mij geantwoord en mij in de ruimte gesteld. | Toen ik het moeilijk had, riep ik naar de Heer. En hij luisterde, hij heeft mij bevrijd. |
Hij zeide tot allen: Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme dagelijks zijn kruis op en volge Mij. | Jezus zei tegen alle mensen: ‘Als je mijn volgeling wilt zijn, dan mag je niet meer aan jezelf denken. Je moet juist bereid zijn om je leven op te geven, elke dag opnieuw. En je moet met mij meegaan.’ |
Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen. | Ik ben de stam van de druivenplant en jullie zijn de takken. Als jullie met mij verbonden blijven en ik met jullie, dan zul je veel goeds kunnen doen. Maar zonder mij kun je niets. |
Want Gij zijt mijn steenrots en mijn vesting, en om uws naams wil zult Gij mij voeren en leiden. | U bent sterk en machtig, u beschermt mensen tegen gevaar. Ga met mij mee en leid mij. |
Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en wie Mij liefheeft, zal geliefd worden door mijn Vader en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren. | Je houdt van mij als je volgens mijn regels leeft. En als je van mij houdt, dan houdt de Vader van jou. En ook ik zal van je houden, en je laten zien wie ik echt ben. |
Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. | Jezus zei: ‘Ik ben het brood dat eeuwig leven geeft. Als je bij mij komt, zul je nooit meer honger hebben. Als je in mij gelooft, zul je nooit meer dorst hebben.’ |
Mijn tijden zijn in uw hand, red mij uit de hand van mijn vijanden en vervolgers. | U beslist over mijn leven. Red mij van mijn vijanden, red mij van de mannen die op me jagen. |
Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. | Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘Wees niet bang. Vertrouw op God, en vertrouw op mij.’ |
Indien de wereld u haat, weet dan, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft. | De mensen zullen jullie haten. Maar bedenk dat ze eerst mij gehaat hebben. |
Nimmer zal ik uw bevelen vergeten, want door deze hebt Gij mij levend gemaakt. | Nooit zal ik de regels vergeten die u mij gegeven hebt. Want die houden mij in leven. |
Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest. | God, geef mij weer een onschuldig hart. Maak mij van binnen nieuw, zorg dat ik trouw blijf aan u. |
Want wie mij vindt, heeft het leven gevonden, hij heeft van de Here welgevallen verkregen. | Als je mij zoekt en mij vindt, zul je leven. En de Heer zal van je houden. |