En terwijl zij vastten bij de dienst des Heren, zeide de heilige Geest: Zondert Mij nu Barnabas en Saulus af voor het werk, waartoe Ik hen geroepen heb. | En terwijl zij de Heere dienden en vastten, zei de Heilige Geest: Zonder voor Mij zowel Barnabas als Saulus af voor het werk waartoe Ik hen geroepen heb. |
Uit de benauwdheid heb ik tot de Here geroepen, de Here heeft mij geantwoord en mij in de ruimte gesteld. | Uit de benauwdheid heb ik tot de HEERE geroepen, de HEERE heeft mij verhoord en in de ruimte gezet. |
Deze ellendige hier riep en de Here hoorde, Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden. | Deze ellendige riep en de HEERE hoorde; Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden. |
Maar Jezus hoorde het en antwoordde hem: Wees niet bevreesd, geloof alleen, en zij zal behouden worden. | Maar toen Jezus dat hoorde, antwoordde Hij hem: Wees niet bevreesd, geloof alleen, en zij zal behouden worden. |
En Hij riep de schare, met zijn discipelen, tot Zich en zeide tot hen: Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij. | En toen Hij de menigte met Zijn discipelen bij Zich geroepen had, zei Hij tegen hen: Laat wie achter Mij aan wil komen zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen. |
De Here Jezus dan werd, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand Gods. | De Heere dan is, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand van God. |
Hij zond zijn woord, Hij genas hen en deed hen aan de groeve ontkomen. | Hij zond Zijn woord uit, genas hen en bevrijdde hen uit hun grafkuilen. |
Ja, Hij verootmoedigde u, deed u honger lijden en gaf u het manna te eten, dat gij niet kendet en dat ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te doen weten, dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond des Heren uitgaat. | Hij verootmoedigde u, Hij liet u hongerlijden en Hij liet u het manna eten, dat u niet kende en ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te laten weten dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond van de HEERE komt. |
De geboorte van Jezus Christus geschiedde aldus. Terwijl zijn moeder Maria ondertrouwd was met Jozef, bleek zij, voordat zij gingen samenwonen, zwanger te zijn uit de heilige Geest. | De geboorte van Jezus Christus was nu als volgt. Terwijl Maria, Zijn moeder, met Jozef in ondertrouw was, bleek zij, nog voordat zij samengekomen waren, zwanger te zijn uit de Heilige Geest. |
En Hij nam een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het hun, zeggende: Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis. | En Hij nam brood en nadat Hij gedankt had, brak Hij het en gaf het aan hen met de woorden: Dit is Mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis. |
Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de heilige Geest te bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land? Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet te uwer beschikking? Hoe kondt gij aan deze daad in uw hart plaats geven? Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God. | En Petrus zei: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, zodat u gelogen hebt tegen de Heilige Geest en een deel achtergehouden hebt van de opbrengst van het stuk grond? Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en toen het verkocht was, bleef de opbrengst dan niet tot uw beschikking? Waarom toch hebt u deze daad in uw hart voorgenomen? U hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God. |
Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen. Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn. | Want wij hebben niets de wereld ingedragen, het is duidelijk dat wij ook niets daaruit kunnen wegdragen. Als wij echter voedsel en kleding hebben, zullen wij daarmee tevreden zijn. |
Hij hoorde het en zeide: Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij, die ziek zijn. | Maar Jezus, Die dat hoorde, zei tegen hen: Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig, maar wie ziek zijn. |
En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. | En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. |
Gedenk uw barmhartigheid, Here, en uw gunstbewijzen, want die zijn van eeuwigheid; gedenk niet de zonden van mijn jeugd, noch mijn overtredingen, gedenk mijner naar uw goedertierenheid, om uwer goedheid wil, Here. | Denk aan Uw barmhartigheid, HEERE, en Uw goedertierenheid, want die zijn van eeuwigheid. Denk niet aan de zonden uit mijn jeugd of aan mijn overtredingen; denkt U aan mij naar Uw goedertierenheid, omwille van Uw goedheid, HEERE. |
Maar dit gebod heb Ik hun gegeven: Hoort naar mijn stem, dan zal Ik u tot een God en zult gij Mij tot een volk zijn, en wandelt op de ganse weg die Ik u gebied, opdat het u welga. | Maar deze zaak heb Ik hun geboden: Luister naar Mijn stem. Dan zal Ik u tot een God zijn, en ú zult Mij tot een volk zijn. Bewandel heel de weg die Ik u gebieden zal en het zal u goed gaan. |
God echter, die rijk is aan erbarming, heeft, om zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad, ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, – door genade zijt gij behouden –. | Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt – uit genade bent u zalig geworden. |
Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat gij, indien gij gelooft, de heerlijkheid Gods zien zult? | Jezus zei tegen haar: Heb Ik u niet gezegd dat u, als u gelooft, de heerlijkheid van God zult zien? |
Maar Jezus zeide: Laat de kinderen geworden en verhindert ze niet tot Mij te komen, want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen. | Maar Jezus zei: Laat de kinderen begaan en verhinder hen niet bij Mij te komen, want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen. |
Weest niet gelijk aan uw vaderen, tot wie de vroegere profeten gepredikt hebben: zo zegt de Here der heerscharen: bekeert u toch van uw boze handel en wandel; maar zij luisterden niet en sloegen op Mij geen acht, luidt het woord des Heren. | Wees niet als uw vaderen, tot wie de vroegere profeten gepredikt hebben: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Bekeer u toch van uw slechte wegen en van uw slechte daden. Maar zij luisterden niet en sloegen geen acht op Mij, spreekt de HEERE. |
Die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen. | Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij, voor de zonden dood, voor de gerechtigheid zouden leven. Door Zijn striemen bent u genezen. |
Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? | Of weet u niet dat wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn, in Zijn dood gedoopt zijn? |
En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht. | En God zegende de zevende dag en heiligde die, want daarop rustte Hij van al Zijn werk, dat God schiep door het te maken. |
Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde. | Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ieder die de zonde doet, is een slaaf van de zonde. |
En Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is. | En Hij is het hoofd van het lichaam, namelijk van de gemeente, Hij, Die het begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn. |