Bij hem ben ik veilig. Hij redt mij altijd, hij beschermt me. Er zal mij geen kwaad overkomen. | Hij is de rots onder mijn voeten. Hij is de burcht waarin ik veilig ben. Ik zal niet verslagen worden door mijn vijanden. |
Alleen bij hem ben ik veilig. Hij redt mij altijd, hij beschermt me. Er zal mij geen kwaad overkomen. | Hij is de rots onder mijn voeten. Hij is de burcht waarin ik veilig ben. Ik zal niet verslagen worden door mijn vijanden. |
De sabbat is een heilige dag. Op die dag moet je uitrusten, je mag dan geen zaken doen. De sabbat is een vrolijke dag, het is een dag om mij te vereren. Op die dag mag je niet bezig zijn met van alles. Je mag geen spullen kopen of verkopen, en je moet geen belangrijke zaken willen bespreken. Als jullie op die dag uitrusten, zal ik jullie vreugde geven. Jullie zullen het land dat ik aan jullie voorvader Jakob gegeven heb, weer in bezit nemen. En jullie zullen genieten van alles wat op dat land groeit. Dat beloof ik. | Houd je weer aan de heilige rustdag. Doe op die dag niet langer wat jullie maar willen. Geniet van mijn heilige rustdag. Houd je eraan uit ontzag voor Mij. Stop op die dag met zaken doen en met jullie dagelijkse bezigheden. Stop met al jullie lege woorden. Dan zullen jullie van Mij genieten. Ik zal ervoor zorgen dat jullie weer zullen heersen over het land dat Ik aan jullie voorvader Jakob heb beloofd. Jullie zullen er weer van genieten. Ik, de Heer, heb het gezegd en Ik zal het ook doen. |
Ik heb u lief, Heer. U geeft mij kracht. U beschermt me, bij u ben ik veilig. God, bij u kan ik me verbergen. U helpt mij en u bevrijdt mij. U redt me van mijn vijanden. | Hij zei: Ik houd heel erg veel van U, mijn Heer. U geeft mij kracht. Heer, U bent de rots onder mijn voeten, de burcht waar ik veilig ben, mijn Bevrijder. U bent mijn God, de rots waarop ik kan vertrouwen, het schild dat mij beschermt, mijn Redder, mijn sterke toren waarin ik veilig ben. |
Ik vertel jullie al deze dingen, omdat ik wil dat jullie dezelfde vreugde voelen als ik. Ik wil dat jullie vreugde volmaakt is. | Ik zeg dit tegen jullie, zodat mijn blijdschap in jullie kan zijn en jullie blijdschap volmaakt zal zijn. |
God zelf geeft ons moed en kracht om vol te houden. En ik bid dat God jullie zal helpen om het voorbeeld van Jezus Christus te volgen. Dan leren jullie om met elkaar mee te voelen. | God geeft ons de kracht om niet op te geven. En Hij moedigt ons aan. En Hij wil ervoor zorgen dat jullie één zijn met elkaar en dat jullie Hem met je hele hart zullen dienen, net als Jezus Christus. |
Overal om mij heen is water. Overal hoor ik water stromen, met veel geweld komt het omlaag. Ik voel me door God verlaten. | Golf na golf slaat over mij heen. Bruisend en schuimend spoelen uw golven over mij heen. |
Toen Jozef en Maria in Betlehem waren, werd het kind geboren. Het was Maria’s eerste kind, een jongen. Maria wikkelde hem in een doek, en legde hem in een voerbak voor de dieren. Want er was voor hen nergens plaats om te slapen. | Toen ze daar waren aangekomen, werd het kind geboren. Het was haar eerste kind, een zoon. Maria wikkelde Hem in een doek en legde Hem in een voerbak van de dieren. Want in de herberg was voor hen geen plaats. |
Vrienden, als we ons niet langer schuldig voelen, kunnen we vol vertrouwen bij God komen. Dan krijgen we van hem alles wat we vragen, omdat we ons houden aan zijn regels en doen wat hij graag wil. | Lieve broeders en zusters, als ons geweten ons niet veroordeelt, kunnen we vol vertrouwen en zonder vrees naar God toe gaan. Dan ontvangen we alles wat we van Hem bidden, omdat we Hem in alles gehoorzaam zijn en doen wat Hij van ons vraagt. |
En dat heeft hij ook laten zien! Hij liet jullie honger lijden in de woestijn. Toen gaf hij jullie manna te eten, voedsel dat jullie niet kenden. Zo wilde hij jullie leren dat een mens niet alleen leeft van brood, maar ook van de woorden die de Heer spreekt. | Hij wilde dat jullie ontzag voor Hem zouden leren hebben. Daarom liet Hij jullie honger lijden. Toen gaf Hij jullie manna, iets wat jullie en jullie voorouders nog nooit hadden gezien. Want Hij wilde dat jullie zouden begrijpen dat een mens niet alleen van brood leeft. Een mens leeft óók van elk woord dat God spreekt. |
Stel dat een man nog maar kort met een vrouw getrouwd is. Dan hoeft hij niet het leger in om oorlog te voeren. Hij hoeft ook geen ander werk voor het leger te doen. Een jaar lang mag hij thuisblijven om zijn vrouw gelukkig te maken. | Als iemand pas getrouwd is, hoeft hij niet met het leger mee te gaan. Hij hoeft op geen enkele manier mee te doen aan de strijd. Eén jaar lang hoeft hij niet in het leger. Dan kan hij voor zijn huis zorgen en kunnen hij en zijn vrouw van elkaar genieten. |
Ik wil Christus van dichtbij kennen. Ik wil sterven, net als hij, en zo één met hem worden in het lijden. Ik hoop dat ik dan ook de kracht zal voelen waarmee God Christus uit de dood liet opstaan. Ja, ik hoop dat God ook mij uit de dood zal laten opstaan. | Nu kan ik Hem werkelijk leren kennen. Nu ken ik ook de kracht waardoor Hij uit de dood opstond. En ik kan samen met Hem lijden. |
Toen nam Jezus het brood en de vis. Hij keek omhoog naar de hemel en dankte God voor het voedsel. Daarna brak hij het brood en de vis in stukken. Hij gaf het aan de leerlingen, en zij deelden het uit aan de mensen. Alle mensen konden eten zo veel als ze wilden. Het eten dat overbleef, werd verzameld. Het waren twaalf manden vol. | Toen nam Hij de vijf broden en de twee vissen. Hij keek naar de hemel, zegende de broden en vissen en brak ze in stukken. Die gaf Hij aan de leerlingen om aan de mensen uit te delen. En de mensen aten tot ze genoeg hadden. Toen haalden ze de stukken op die waren overgebleven: twaalf manden vol. |