Bijbelteksten over 'Voet'
- Uw woorden zijn voor mij als een lamp in het donker,
als een licht in mijn leven. - Ik ben jullie Heer en jullie meester, en toch heb ik jullie voeten gewassen. Daarom moeten jullie ook elkaars voeten wassen.
- De Heer zorgt ervoor dat jou niets overkomt.
Hij beschermt je, hij slaapt niet. - Steeds als ik geen moed meer had,
hebt u mij vol liefde geholpen. - Of wanneer je over gloeiende kolen loopt.
Dan zullen je voeten helemaal verbranden! - Denk ook goed na voordat je iets doet.
- Blijf uit de buurt van het kwaad,
en zorg dat je goed en eerlijk leeft. - Dit zeg ik daarover: Gebruik nooit de woorden: ‘Zo zeker als de Heer leeft!’ En zeg nooit over iets: ‘Dat is zo zeker als de hemel bestaat’ of: ‘Dat is zo zeker als de aarde bestaat’. Want God is koning van de hemel, hij heerst over de aarde. Zeg ook niet: ‘Dat is zo zeker als Jeruzalem bestaat’. Want Jeruzalem is de stad van God.
- Jullie zijn uitgekozen om, net als Christus, goede dingen te doen. Ook al word je ervoor gestraft. Christus heeft voor jullie geleden. Daarmee gaf hij jullie een voorbeeld, hij liet zien hoe je moet leven als zijn volgeling.
- Het moment dat God jullie de macht geeft om Satan te vernietigen, komt snel. Zo zal God jullie vrede geven.
Ik wens jullie toe dat onze Heer Jezus goed voor jullie is. - Maar God kent mij, hij weet hoe ik leef.
Als hij in mijn hart naar kwaad zou zoeken,
dan zou hij alleen goede dingen vinden.
Ik heb altijd naar hem geluisterd,
ik heb altijd geleefd zoals hij het wil. - De Heer is God, hij geeft mij kracht.
Hij redt me als er gevaar dreigt,
hij helpt me als ik in nood ben. - De Heer is heel sterk. Hij is geduldig, hij straft niet snel. Maar als mensen schuldig zijn, worden ze gestraft.
Overal waar de Heer komt, begint het te stormen. Waar hij loopt, ontstaan wolken. - Mensen maken plannen voor hun leven,
maar de Heer bepaalt wat er gebeurt. - Als je boos bent, ga dan geen verkeerde dingen doen. Maar zorg ervoor dat je boosheid snel weer verdwijnt, dan kan de duivel geen invloed op je krijgen.
- Heer, zeg mij wat ik moet doen,
dan hoef ik niet te twijfelen.
Bescherm mij tegen het kwaad. - De Heer leidt mensen die trouw zijn aan hem,
zodat ze weten wat ze moeten doen. - Heer, u hebt mij beschermd en gered.
U steunde mij met uw sterke handen.
U was bij me, en dat gaf me kracht.
U maakte voor mij de weg vrij,
zo kon ik verdergaan. - Iedereen wacht op het goede nieuws. Iedereen wacht op de snelle boodschapper die over de bergen komt. De mensen zijn blij als hij komt. Hij zegt dat er vrede komt, en dat God de mensen zal bevrijden. Hij roept naar de inwoners van Jeruzalem: ‘Jullie God is koning!’
- De Heer redt mij, hij geeft me kracht.
Bij hem ben ik veilig, want hij is machtig.
Bij hem vind ik bescherming. - Jullie moeten klaarstaan voor de strijd, net als soldaten. Maar dit is de manier waarop jullie moeten vechten: Spreek altijd de waarheid, en doe altijd het goede. Breng aan iedereen het goede nieuws van de vrede. En houd altijd vast aan het geloof. Want je geloof beschermt je als een schild tegen de brandende pijlen die de duivel op je afschiet.
- Er is geen andere God dan de Heer.
Alleen bij hem ben ik veilig. - Er is geen andere God dan de Heer.
Alleen bij hem ben ik veilig. - Ook als ik geen kracht meer heb,
als ik heel zwak ben,
dan bent u er, God.
Altijd ben ik veilig bij u,
u bent alles wat ik nodig heb. - Heer, luister naar de woorden van dit lied.
Het is mijn geschenk aan u.
Bij u ben ik veilig,
u bent mijn redder. - Bij hem ben ik veilig.
Hij redt mij altijd,
hij beschermt me.
Er zal mij geen kwaad overkomen. - Alleen bij hem ben ik veilig.
Hij redt mij altijd,
hij beschermt me.
Er zal mij geen kwaad overkomen. - De sabbat is een heilige dag. Op die dag moet je uitrusten, je mag dan geen zaken doen. De sabbat is een vrolijke dag, het is een dag om mij te vereren. Op die dag mag je niet bezig zijn met van alles. Je mag geen spullen kopen of verkopen, en je moet geen belangrijke zaken willen bespreken.
Als jullie op die dag uitrusten, zal ik jullie vreugde geven. Jullie zullen het land dat ik aan jullie voorvader Jakob gegeven heb, weer in bezit nemen. En jullie zullen genieten van alles wat op dat land groeit. Dat beloof ik. - Ik heb u lief, Heer.
U geeft mij kracht.
U beschermt me, bij u ben ik veilig.
God, bij u kan ik me verbergen.
U helpt mij en u bevrijdt mij.
U redt me van mijn vijanden. - Ik vertel jullie al deze dingen, omdat ik wil dat jullie dezelfde vreugde voelen als ik. Ik wil dat jullie vreugde volmaakt is.
- God zelf geeft ons moed en kracht om vol te houden. En ik bid dat God jullie zal helpen om het voorbeeld van Jezus Christus te volgen. Dan leren jullie om met elkaar mee te voelen.
- Overal om mij heen is water.
Overal hoor ik water stromen,
met veel geweld komt het omlaag.
Ik voel me door God verlaten. - Toen Jozef en Maria in Betlehem waren, werd het kind geboren. Het was Maria’s eerste kind, een jongen. Maria wikkelde hem in een doek, en legde hem in een voerbak voor de dieren. Want er was voor hen nergens plaats om te slapen.
- Vrienden, als we ons niet langer schuldig voelen, kunnen we vol vertrouwen bij God komen. Dan krijgen we van hem alles wat we vragen, omdat we ons houden aan zijn regels en doen wat hij graag wil.
- En dat heeft hij ook laten zien! Hij liet jullie honger lijden in de woestijn. Toen gaf hij jullie manna te eten, voedsel dat jullie niet kenden. Zo wilde hij jullie leren dat een mens niet alleen leeft van brood, maar ook van de woorden die de Heer spreekt.
- Stel dat een man nog maar kort met een vrouw getrouwd is. Dan hoeft hij niet het leger in om oorlog te voeren. Hij hoeft ook geen ander werk voor het leger te doen. Een jaar lang mag hij thuisblijven om zijn vrouw gelukkig te maken.
- Ik wil Christus van dichtbij kennen. Ik wil sterven, net als hij, en zo één met hem worden in het lijden. Ik hoop dat ik dan ook de kracht zal voelen waarmee God Christus uit de dood liet opstaan. Ja, ik hoop dat God ook mij uit de dood zal laten opstaan.
- Toen nam Jezus het brood en de vis. Hij keek omhoog naar de hemel en dankte God voor het voedsel. Daarna brak hij het brood en de vis in stukken. Hij gaf het aan de leerlingen, en zij deelden het uit aan de mensen.
Alle mensen konden eten zo veel als ze wilden. Het eten dat overbleef, werd verzameld. Het waren twaalf manden vol.
Gerelateerde onderwerpen
Betrouwbaarheid
De Heer is trouw...
Afhankelijkheid
Ik ben de Heer...
Kwaad
Laat je niet overwinnen...
Volgen
Doe altijd wat de...
Kracht
Je hoeft niet bang...
Vertrouwen
Je moet op de...