Jullie moeten niet alleen zéggen dat jullie weer zullen gaan leven zoals God het wil, maar het ook dóen. Anders betekent jullie doop helemaal niets. | Breng liever vruchten voort die tonen dat jullie tot inkeer gekomen zijn. |
Net zo haalt een goed mens goede dingen tevoorschijn uit de goede voorraad in zijn hart. Maar een slecht mens haalt slechte dingen tevoorschijn uit de slechte voorraad in zijn hart. Want iemands woorden verraden wat er in zijn hart is. | Een goed mens brengt uit de goede schatkamer van zijn hart het goede voort, maar een slecht mens brengt uit zijn slechte schatkamer het kwade voort; want waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over. |
We prijzen en vervloeken met dezelfde mond! Dat is niet goed, broeders en zusters! | Uit dezelfde mond klinkt zegen en vervloeking. Dat kan toch niet goed zijn, broeders en zusters? |
Haat veroorzaakt ruzies, maar liefde vergeeft alles. | Haat brengt ruzie voort, liefde dekt alle fouten toe. |
Want door het licht van Gods Geest groeien goedheid, eerlijkheid en waarheid. | Het licht brengt niets dan goedheid voort en gerechtigheid en waarheid. |
De woorden van dwaze mensen veroorzaken ruzies. Hun mond vráágt gewoon om een klap. | De woorden van een dwaas zaaien tweedracht, wat hij zegt, leidt tot een vechtpartij. |
Als je 'ja' zegt, moet dat ook 'ja' zijn. En als je 'nee' zegt, moet het ook 'nee' zijn. Alles wat je daaraan toevoegt, komt van de duivel. | Laat jullie ja ja zijn, en jullie nee nee; wat je daaraan toevoegt komt voort uit het kwaad. |
Ga naar God toe, dan zal Hij naar jou toe komen. Stop met het doen van slechte dingen, ongehoorzame mensen! Leef voortaan zoals God het wil, twijfelaars! | Kom nader tot God, dan komt Hij nader tot u. Reinig uw handen, zondaars; zuiver uw hart, weifelaars. |
Mensen die leven zoals God het wil, zaaien als het ware vrede. Daardoor zullen ze ook vrede oogsten. | Waar in vrede wordt gezaaid, brengt gerechtigheid haar vruchten voort voor hen die vrede stichten. |
Voortaan mogen jullie alles eten. Niet langer alleen de planten, maar ook de dieren. Jullie mogen alleen geen vlees eten waar het bloed nog in zit. Want in het bloed zit het leven. | Alles wat leeft en beweegt zal jullie tot voedsel dienen; dit alles geef Ik je, zoals Ik je ook de planten heb gegeven. Maar vlees waarin nog leven is, waar nog bloed in zit, mag je niet eten. |
Want alles wat de ongelovige mensen doen en willen en verlangen en belangrijk vinden, is niet van de Vader, maar van de wereld. | Want alles wat in de wereld is – begeerte, inhaligheid, pronkzucht –, dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld. |
Want wij leven, bewegen en bestaan dankzij Hem. Dat hebben ook jullie eigen dichters gezegd: 'Wij lijken ook op hem.' | Want in Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. Of, zoals ook enkele van uw eigen dichters hebben gezegd: “Uit hem komen ook wij voort.” |
Jullie zijn uit God geboren, kinderen, en jullie hebben de vijanden van Christus overwonnen. Want Hij die in jullie is, is machtiger dan hij die in de wereld heerst. | U, kinderen, komt uit God voort en u hebt de valse profeten overwonnen, want Hij die in u is, is machtiger dan hij die in de wereld heerst. |
Maar stel dat een slecht mens spijt heeft van alle slechte dingen die hij heeft gedaan. Stel dat hij zich voortaan aan mijn wetten en leefregels houdt en leeft zoals Ik het wil – dan zal hij blijven leven. Hij zal niet sterven. | Als een slecht mens zich afkeert van de zonden die hij heeft begaan, zich houdt aan al mijn bepalingen en handelt naar recht en gerechtigheid, zal hij zeker in leven blijven en niet sterven. |
Lieve broeders en zusters, laten we van elkaar houden. Want de liefde komt van God. Als je van de broeders en zusters houdt, ben je uit God geboren en ken je God. | Geliefde broeders en zusters, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde komt uit God voort. Ieder die liefheeft is uit God geboren en kent God. |
Ík doop jullie in water, omdat jullie voortaan willen gaan leven zoals God het wil. Maar na mij komt Iemand die machtiger is dan ik. Ik ben het niet eens waard om zijn sandalen voor Hem te dragen. Híj zal jullie dopen met de Heilige Geest en met vuur. | Ik doop jullie met water als teken van jullie inkeer, maar na mij komt iemand die machtiger is dan ik; ik ben het zelfs niet waard om zijn sandalen voor Hem te dragen. Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur. |
Mensen die doorgaan met ongehoorzaam zijn aan God, horen bij de duivel. Want de duivel is al vanaf het begin ongehoorzaam aan God. Maar de Zoon van God is gekomen om het werk van de duivel te vernietigen. | En wie zondigt komt uit de duivel voort, want de duivel zondigt al vanaf het begin. De Zoon van God is dan ook verschenen om de daden van de duivel teniet te doen. |
Aan de hemel is te zien hoe machtig God is. Het heelal vertelt dat God alles heeft gemaakt. Elke volgende dag spreekt daarover. Elke volgende nacht laat dat weer zien. | De hemel verhaalt van Gods majesteit, het uitspansel roemt het werk van zijn handen, de dag zegt het voort aan de dag die komt, de nacht vertelt het door aan de volgende nacht. |
Want God heeft laten zien hoeveel Hij van de mensen houdt: Hij wil alle mensen redden. Zijn liefde en goedheid voeden ons op. Daardoor houden we ons niet meer bezig met de slechte dingen van de wereld. Voortaan kunnen we verstandig en vol geloof in deze wereld leven zoals God het wil. | Gods genade is openbaar geworden om alle mensen te redden. Ze leert ons dat we goddeloze en wereldse begeerten moeten afwijzen en bezonnen, rechtvaardig en vroom in deze wereld moeten leven. |
Maar de wijsheid die van God komt, is zuiver, vol vrede, bescheiden, gehoorzaam, vriendelijk en vol goede daden, zonder iemand voor te trekken, en eerlijk bedoeld. | De wijsheid van boven daarentegen is vóór alles zuiver, en verder vredelievend, mild en meegaand; ze is vol ontferming en brengt niets dan goede vruchten voort, ze is onpartijdig en oprecht. |
Dit zegt de Hoogverheven God, die voor eeuwig op de troon zit. Ik ben de Heilige God. Ik woon in de hoge, heilige hemel. Ik woon óók bij de mensen die nederig begrijpen dat ze Mij nodig hebben. Bij de mensen die bij Mij terugkomen en Mij voortaan van harte willen gehoorzamen. Hun zal Ik nieuw leven geven. | Dit zegt Hij die hoog is en verheven, die troont in eeuwigheid – heilig is zijn naam: In hoogheid en heiligheid zal Ik tronen met hen die gebroken zijn en nederig van geest, opdat de nederige geest herleeft, opdat het verbrijzelde hart tot leven komt. |
Vanuit de hemel hoorde ik een stem luid zeggen: "Dit is de plaats waar God voortaan bij de mensen zal wonen. Zij zullen zijn volk zijn en God Zelf zal bij hen zijn. Hij zal hun God zijn. Hij zal alle tranen van hun ogen afvegen. En de dood zal er niet meer zijn. Niemand zal nog verdrietig zijn, treuren of pijn hebben. Want de eerste dingen zijn voorbij." | Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’ |
De Heer zegt: En jij, Betlehem, bent wel één van de kleinste dorpen in Juda, maar in jou zal mijn Koning geboren worden. Hij zal over Israël heersen. Hij is er altijd al geweest, al van eeuwigheid af aan. | Uit jou, Betlehem in Efrata, te klein om tot Juda’s geslachten te behoren, uit jou komt iemand voort die voor Mij over Israël zal heersen. Zijn oorsprong ligt in lang vervlogen tijden, in de dagen van weleer. |
Doordat Sara God geloofde, kreeg ze kracht om een kind te krijgen, ook al was ze daar al veel te oud voor. Want ze geloofde dat God hun het kind zou geven dat Hij aan hen had beloofd. | Door haar geloof ontving ook Sara, hoewel ze onvruchtbaar was gebleven en niet meer in de bloei van haar leven was, de kracht om een kind voort te brengen, en wel omdat ze vertrouwde op degene die de belofte had gedaan. |
Nog vóórdat de bergen ontstonden, nog vóórdat U de aarde had gemaakt, was U al God. Voor eeuwig bent U God. | Nog voor de bergen waren geboren, voor U aarde en land had gebaard – U bent, o God, van eeuwigheid tot eeuwigheid. |