De liefde is lankmoedig, de liefde is goedertieren, zij is niet afgunstig, de liefde praalt niet, zij is niet opgeblazen, zij kwetst niemands gevoel, zij zoekt zichzelf niet, zij wordt niet verbitterd, zij rekent het kwade niet toe. | De liefde is geduldig en vriendelijk. Liefde wordt niet jaloers. Liefde schept niet op en vindt zichzelf niet vreselijk belangrijk. Liefde zegt of doet geen onaardige dingen en denkt niet alleen maar aan zichzelf. Liefde raakt niet verbitterd. Liefde vergeeft als een ander iets verkeerds heeft gedaan. |
Wie is wijs en verstandig onder u? Hij tone uit zijn goede wandel zijn werken met wijze zachtmoedigheid. | Vinden jullie jezelf zo wijs en verstandig? Laat dat dan maar eens zien door jullie manier van leven: wees wijs en vriendelijk in alles wat jullie doen. |
Terwijl Hij waakt over de paden van het recht en de weg zijner gunstgenoten beschermt. | Hij zorgt ervoor dat ze rechtvaardig zijn. Hij beschermt zijn vrienden. |
Broeders, zelfs indien iemand op een overtreding betrapt wordt, helpt gij, die geestelijk zijt, hem terecht in een geest van zachtmoedigheid, ziende op uzelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen. | Broeders en zusters, stel dat jullie merken dat iemand in de gemeente iets slechts heeft gedaan. Dan moeten jullie je door de Geest laten leiden en hem weer op het rechte pad brengen. Doe dat op een vriendelijke manier. Doe niet alsof je beter bent dan hij. Je moet eraan denken dat je zelf óók in de verleiding kan komen om ongehoorzaam aan God te zijn. |
Hij, die onberispelijk wandelt en doet wat recht is en waarheid spreekt in zijn hart, die met zijn tong niet lastert, die zijn metgezel geen kwaad doet en geen smaad op zijn naaste laadt. | Iemand die zijn best doet om te leven zoals U het wil, die van de waarheid houdt en geen slechte dingen zegt over anderen en die zijn vrienden geen kwaad doet. |
Neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht. | Doe wat Ik je zeg. Leer van Mij. Want Ik ben vriendelijk en geduldig en bescheiden. Daarom zul je bij Mij innerlijke rust vinden. Want wat Ik je te doen zal geven, is niet te moeilijk of te zwaar voor je. |
Kinderkens, wacht u voor de afgoden. | Kinderen, let op dat jullie geen afgoden aanbidden. |
Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat. | En, broeders en zusters, richt je gedachten op alles wat waar, eerlijk, heilig, vriendelijk, mooi en goed is. |
En vergeldt geen kwaad met kwaad of laster met laster, maar zegent integendeel, wijl gij hiertoe geroepen zijt, dat gij zegen zoudt beërven. | Neem geen wraak voor wat andere mensen jullie aandoen. Nee, wees altijd voor iedereen goed en vriendelijk. Want dat is wat God wil. En dan zal Hij ook goed en vriendelijk voor jullie zijn. |
Gij, die de Here liefhebt, haat het kwade; Hij, die de zielen van zijn gunstgenoten bewaart, redt hen uit der goddelozen hand. | Als je van de Heer houdt, haat dan het kwaad. Hij beschermt zijn vrienden. Hij redt hen van de mensen die zich niets van Hem aantrekken. |
Werp uw bekommernis op de Here, Hij zal voor u zorgen; Hij zal nimmermeer toelaten, dat de rechtvaardige wankelt. | Geef al je zorgen aan de Heer. Hij zal voor je zorgen. Hij laat zijn vrienden nooit in de steek. Hij zorgt ervoor dat ze nooit zullen vallen. |
Legt dus af alle vuilheid en alle uitwas van boosheid en neemt met zachtmoedigheid het in u geplante woord aan, dat uw zielen kan behouden. | Doe dus niets meer wat ook maar een béétje verkeerd of slecht is. Luister liever goed naar het woord van God dat in jullie hart is gezaaid en wortels heeft gekregen. Want door het woord van God worden jullie gered. |
Gaat heen en leert, wat het betekent: Barmhartigheid wil Ik en geen offerande; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. | Ga weg en probeer te bedenken wat er in de Boeken wordt bedoeld met: 'Het gaat Mij niet om jullie offers. Ik wil vriendelijkheid en goedheid bij jullie zien.' Ik ben niet gekomen om goede mensen te roepen, maar om slechte mensen te zeggen dat ze moeten gaan leven zoals God het wil. |
Uw sieraad zij niet uitwendig: het vlechten van haar, het omhangen van goud of het dragen van gewaden, maar de verborgen mens uws harten, met de onvergankelijke (tooi) van een zachtmoedige en stille geest, die kostbaar is in het oog van God. | Vrouwen, onthoud dat het er niet om gaat dat jullie er van buiten mooi uitzien, met schitterende kapsels, dure sieraden en mooie kleren. Zorg er liever voor dat jullie van binnen mooi zijn. Dat is veel belangrijker. Je bent pas werkelijk mooi als je vriendelijk en rustig bent. Dat is schoonheid die niet verdwijnt. God houdt van zulke schoonheid. |
Want Gij, o Here, zijt goed en gaarne vergevend, rijk in goedertierenheid voor allen die U aanroepen. | Want U bent goed, Heer, en U wil graag vergeven. U bent goed en vriendelijk voor alle mensen die U aanbidden. |
Gedraagt u als wijzen ten opzichte van hen die buiten staan, maakt u de gelegenheid ten nutte. Uw spreken zij te allen tijde aangenaam, niet zouteloos; gij moet weten, hoe gij aan ieder het juiste antwoord moet geven. | Wees wijs ten opzichte van de mensen die niet bij de gemeente horen. Grijp elke kans om hun het goede nieuws te vertellen. Alles wat jullie zeggen, moet altijd verstandig en wijs zijn. Zorg ervoor dat jullie altijd aan iedereen een goed antwoord kunnen geven. |
Geliefden, indien God ons zó heeft liefgehad, behoren ook wij elkander lief te hebben. | Lieve broeders en zusters, als God zóveel van ons houdt, moeten wij ook van elkaar houden. |
Jubel luide, gij dochter van Sion; juich, gij dochter van Jeruzalem! Zie, uw koning komt tot u, hij is rechtvaardig en zegevierend, nederig, en rijdende op een ezel, op een ezelshengst, een ezelinnejong. | De Heer zegt: "Jubel en juich, bewoners van Jeruzalem! Kijk, jullie koning komt naar jullie toe. Hij is rechtvaardig en Hij zal jullie redden. Hij is bescheiden en rijdt op een jonge ezel." |
Want de Here bemint het recht, en Hij verlaat zijn gunstgenoten niet. Voor altoos blijven zij bewaard, maar het nageslacht der goddelozen wordt uitgeroeid. | Want de Heer houdt van rechtvaardigheid. Hij laat zijn vrienden nooit in de steek. Hij zal altijd voor hen zorgen. Maar de familie van slechte mensen zal later niet meer bestaan. |
Want genadig en barmhartig is de Here, uw God: Hij zal het aangezicht niet van u afwenden, indien gij tot Hem wederkeert. | Want jullie Heer God is vriendelijk en goed. Hij zal jullie niet in de steek laten als jullie bij Hem terugkomen. |
Ziet toe, broeders, dat bij niemand uwer een boos, ongelovig hart zij, door af te vallen van de levende God. | Let er dus op, broeders en zusters, dat niemand van jullie besluit om de levende God niet langer te gehoorzamen. Want zo iemand is koppig en ongelovig. |
Want, indien zij vallen, dan richt de een de ander weer op; maar wee de éne, die valt zonder dat een metgezel hem opricht! | Want als ze vallen, helpt de één de ander weer overeind. Maar als iemand alleen is en valt, wie helpt hem dan weer overeind? |
Uit dezelfde mond komt zegening en vervloeking voort. Dit moet, mijn broeders, niet zo zijn. | We prijzen en vervloeken met dezelfde mond! Dat is niet goed, broeders en zusters! |
Welke immers hierin bestaat, dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen, en dat Hij ons het woord der verzoening heeft toevertrouwd. | God heeft door Christus de mensen vergeven dat ze ongehoorzaam aan Hem waren. Nu zijn ze vrijgesproken van schuld. En Hij heeft ons de taak gegeven om dit aan de mensen te vertellen. Want daardoor kunnen ze vrienden van God worden. |
Geliefden, laten wij elkander liefhebben, want de liefde is uit God; en een ieder, die liefheeft, is uit God geboren en kent God. | Lieve broeders en zusters, laten we van elkaar houden. Want de liefde komt van God. Als je van de broeders en zusters houdt, ben je uit God geboren en ken je God. |
Gerelateerde onderwerpen
Rechtvaardigheid
Wie gerechtigheid en liefde...
Liefde
De liefde is lankmoedig...
Nederigheid
Met alle nederigheid en...
Betrouwbaarheid
Maar wèl getrouw is...
Trouw
Het zijn de gunstbewijzen...
Zonde
Of weet gij niet...