Als je God iets beloofd hebt, doe dan ook zo snel mogelijk wat je hebt beloofd. Want Hij houdt er niet van als mensen niet doen wat ze hebben gezegd. Want dan ben je een dwaas. Wat je beloofd hebt, moet je ook doen. | Wanneer u aan God een gelofte doet, stel dan niet uit die na te komen, want Hij heeft geen welgevallen aan dwazen. Kom na wat u belooft. |
Als je leeft zoals de Heer het wil, geniet Hij van je en helpt Hij je. | De voetstappen van die man worden door de HEERE vastgezet, Hij vindt vreugde in zijn weg. |
Want als je mij vindt, heb je het leven gevonden. De Heer zal blij met je zijn. | Want wie Mij vindt, vindt het leven en verkrijgt de goedgunstigheid van de HEERE. |
Want Ik ben er niet blij over als iemand moet sterven, zegt de Heer. Heb dus spijt en verander, zodat jullie in leven zullen blijven. | Ik schep immers geen behagen in de dood van een stervende, spreekt de Heere HEERE, dus bekeer u en leef! |
Denken jullie soms dat Ik blij ben met de dood van een slecht mens? Nee, Ik heb veel liever dat hij spijt krijgt en zijn leven verandert, zodat hij mag blijven leven. | Zou Ik werkelijk behagen scheppen in de dood van de goddeloze? spreekt de Heere HEERE. Is het niet, wanneer hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij zal leven? |
Gehoorzaam de Heer als Hij je opvoedt. Verzet je niet als Hij je bestraft. Want de Heer bestraft de mensen van wie Hij houdt. Ja, Hij bestraft je zoals een vader zijn zoon bestraft, omdat hij van hem houdt. | Mijn zoon, verwerp de vermaning van de HEERE niet en heb geen afkeer van Zijn bestraffing. Want de HEERE straft wie Hij liefheeft, zoals een vader doet met de zoon die hij goedgezind is. |
Blijf wakker en bid dat je niet verleid wordt om het verkeerde te doen. Je wíl wel graag het goede doen, maar dat is wel heel erg moeilijk. | Waak en bid, opdat u niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. |
Let daarom goed op. Want jullie weten niet op welke dag jullie Heer komt. | Wees dan waakzaam, want u weet niet op welk moment uw Heere komen zal. |
Hij zei tegen hen: "Wat voor mensen niet mogelijk is, is voor God wél mogelijk." | Hij echter zei: De dingen die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God. |
Als je wél vlees eet, mag je iemand die géén vlees eet niet veroordelen. En als je géén vlees eet, mag je iemand die wél vlees eet niet veroordelen. Want God houdt van jullie allebei. | Wie wel alles eet, moet hem niet minachten die niet alles eet. En wie niet alles eet, moet hem niet veroordelen die alles eet. God immers heeft hem aanvaard. |
Maar het dienen van God is wel een grote rijkdom, als we ook tevreden zijn met wat we hebben. | Maar de godsvrucht is inderdaad een bron van grote winst, vergezeld van tevredenheid. |
Jezus hoorde het. Hij zei tegen hen: "Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieke mensen wél." | Maar Jezus, Die dat hoorde, zei tegen hen: Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig, maar wie ziek zijn. |
Maak je nergens zorgen over. Niet of je wel te eten zal hebben. Ook niet of je wel kleren zal hebben om aan te trekken. Het leven is toch belangrijker dan het eten? En het lichaam is toch belangrijker dan de kleding? | Wees niet bezorgd over uw leven: over wat u eten zult, of over uw lichaam: waarmee u zich kleden zult. Het leven is meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding. |
Want we zijn wel gewone mensen die in deze wereld leven, maar we gebruiken geen menselijke wapens. | Want al wandelen wij in het vlees, wij voeren geen strijd naar het vlees. |
Het is dom om te haastig iets aan God te beloven en je daarna pas af te vragen of je je belofte wel kan houden. | Het is een valstrik voor een mens ondoordacht een heilige gelofte te doen, en pas daarna de gedane geloften te overwegen. |
Laat je dus door niemand nog regels opleggen over wat jullie wel of niet mogen eten en drinken, of welke feestdagen jullie moeten vieren. Want die dingen zijn een afbeelding en een schaduw van de werkelijke dingen die nog zouden komen in Christus. | Laat dus niemand u veroordelen inzake eten of drinken, of op het punt van een feestdag, een nieuwe maan of de sabbatten. Deze zaken zijn een schaduw van de toekomstige dingen, maar het lichaam is van Christus. |
Daarom geven we nooit op. Ons lichaam wordt wel steeds ouder en zwakker, maar onze geest wordt elke dag gesterkt. | Daarom verliezen wij de moed niet; integendeel, ook al vergaat onze uiterlijke mens, toch wordt de innerlijke mens van dag tot dag vernieuwd. |
Het is beter niet veel te bezitten maar wel diep ontzag voor de Heer te hebben, dan rijk te zijn zonder vrede in je hart. | Beter is weinig met de vreze des HEEREN, dan een grote schat met verwarring erbij. |
Dat is wel waar, maar ik wil dat als jullie eten of drinken, of wat voor dingen dan ook doen, het altijd God moet eren. | Of u dus eet of drinkt of iets anders doet, doe alles tot eer van God. |
Laten we nooit stoppen om goed te doen. Want uiteindelijk zullen we daarvan de zegen oogsten. Maar dan moeten we wel doorzetten! | En laten wij niet moe worden goed te doen, want te zijner tijd zullen wij oogsten, als wij het niet opgeven. |
Slechte mensen vragen wel te leen, maar geven nooit iets terug. Maar goede mensen geven weg uit medelijden en vragen niets terug. | De goddeloze leent en betaalt niet terug, maar de rechtvaardige ontfermt zich en geeft. |
Maar aan alle mensen die wél in Hem geloven, heeft Hij het recht gegeven om kinderen van God te worden. Ze worden opnieuw geboren. | Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven. |
Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Daarom zeg Ik jullie: maak je nergens zorgen over. Niet of je wel eten en drinken zal hebben. Ook niet of je wel kleren zal hebben om aan te trekken. Het leven is toch belangrijker dan het eten? En het lichaam is toch belangrijker dan de kleren?" | Daarom zeg Ik u: Wees niet bezorgd over uw leven, over wat u eten en wat u drinken zult; ook niet over uw lichaam, namelijk waarmee u zich kleden zult. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding? |
Of denken jullie dat Ik mijn Vader niet om hulp kan vragen? Dan zou Hij Mij onmiddellijk wel twaalf legers engelen sturen om Mij te helpen. | Of denkt u dat Ik Mijn Vader nu niet kan bidden, en Hij zal Mij meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking stellen? |
Jullie zien wél dat er een splinter zit in het oog van iemand anders. Maar jullie merken helemaal niet dat er een hele balk in je eigen oog zit! | Waarom ziet u wel de splinter in het oog van uw broeder, maar merkt u de balk in uw eigen oog niet op? |