De mensen die zijn woorden geloofden, lieten zich dopen. Zo sloten zich op die dag ongeveer 3000 mensen bij de gemeente aan. | Zij nu die zijn woord met vreugde aannamen, werden gedoopt; en ongeveer drieduizend zielen werden er op die dag aan hen toegevoegd. |
Net zo zullen de woorden die Ik spreek, niet naar Mij terugkomen zonder dat ze hun werk hebben gedaan. Wat Ik zeg, zal gebeuren. | Zo zal Mijn woord zijn dat uit Mijn mond uitgaat: het zal niet vruchteloos tot Mij terugkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt, en het zal voorspoedig zijn in hetgeen waartoe Ik het zend. |
Want de hele wet van Mozes wordt samengevat met deze woorden: "Houd net zoveel van je medemens als van jezelf." | Want de hele wet wordt in één woord vervuld, namelijk hierin: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. |
De wet van de Heer is volmaakt en richt de mensen op God. De woorden van de Heer zijn te vertrouwen en geven de mensen wijsheid. | De wet van de HEERE is volmaakt, zij bekeert de ziel; de getuigenis van de HEERE is betrouwbaar, zij geeft de eenvoudige wijsheid. |
Als je veel praat, zeg je vaak dingen die je niet had mogen zeggen. Maar als je je mond beheerst, ben je verstandig. | In de veelheid van woorden ontbreekt de overtreding niet, maar wie zijn lippen inhoudt, is verstandig. |
Een wijs mens is bereid om naar goede raad te luisteren. Maar door zijn eigen dwaze woorden loopt het met een dwaas slecht af. | Wie wijs van hart is, neemt de geboden aan, maar wie dwaas van lippen is, komt ten val. |
En als de mensen jullie gevangen nemen, maak je dan niet van tevoren zorgen over wat je moet zeggen. Want op het juiste moment zullen jullie weten wat jullie moeten zeggen. En dát zullen jullie zeggen. Want het zullen niet jullie eigen woorden zijn, maar woorden die de Heilige Geest jullie geeft. | En wanneer ze u zullen wegleiden om u over te leveren, wees dan van tevoren niet bezorgd wat u spreken moet, en bedenk het niet; maar wat u op dat moment gegeven zal worden, spreek dat, want u bent het niet die spreekt, maar de Heilige Geest. |
Hij vertelde jullie het verbond waaraan jullie je moesten houden. Dat waren de Tien Leefregels. Hij schreef die op, op twee platte stenen. | Hij maakte u Zijn verbond bekend, dat Hij u beval te doen, de Tien Woorden, en Hij schreef ze op twee stenen tafelen. |
Maar Ik zeg jullie dat alle mensen verantwoordelijk zijn voor elk verkeerd woord dat ze hebben gezegd. Op de dag van het laatste oordeel zal God de mensen oordelen op hun woorden. | Maar Ik zeg u dat de mensen van elk nutteloos woord dat zij zullen spreken, rekenschap moeten geven op de dag van het oordeel. |
Hosea zegt: "Wie wijs is, zal naar deze woorden luisteren. Wie verstandig is, zal ze begrijpen. Want wat de Heer doet is altijd eerlijk en rechtvaardig. Met mensen die leven zoals Hij het wil, zal het goed gaan. Maar met mensen die zich niets van Hem aantrekken, zal het slecht aflopen." | Wie is zo wijs, dat hij deze dingen begrijpt, en zo verstandig dat hij ze kent? De wegen van de HEERE zijn immers recht. De rechtvaardigen zullen daarop wandelen, maar de overtreders zullen erop struikelen. |
Want de Heer geeft wijsheid. Alles wat Hij zegt, is wijs en verstandig. | De HEERE geeft immers wijsheid, uit Zijn mond komen kennis en inzicht. |
En alles wat vroeger is opgeschreven, is opgeschreven om ons iets te leren. Want door die woorden worden we aangemoedigd om vol te houden in het geloof en om hoop te blijven houden. | Want alles wat eertijds geschreven is, is tot onze onderwijzing eerder geschreven, opdat wij in de weg van volharding en vertroosting door de Schriften de hoop zouden behouden. |
Net zo haalt een goed mens goede dingen tevoorschijn uit de goede voorraad in zijn hart. Maar een slecht mens haalt slechte dingen tevoorschijn uit de slechte voorraad in zijn hart. Want iemands woorden verraden wat er in zijn hart is. | De goede mens brengt het goede voort uit de goede schat van zijn hart, en de slechte mens brengt het slechte voort uit de slechte schat van zijn hart, want uit de overvloed van het hart spreekt zijn mond. |
Niemand mag op jou neerkijken omdat je nog jong bent. Zorg ervoor dat je in alles een voorbeeld bent voor de gelovigen: door je woorden, je manier van leven, je liefde, je geloof en je zuiverheid. | Laat niemand u minachten vanwege uw jeugdige leeftijd, maar wees een voorbeeld voor de gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in geest, in geloof en in reinheid. |
Zeg daarom tegen hen: Dit zegt de Heer: Niets van wat Ik gezegd heb, zal Ik nog langer uitstellen. Wat Ik heb gezegd, gaat nú gebeuren, zegt de Heer. | Daarom, zeg tegen hen: Zo zegt de Heere HEERE: Geen van Mijn woorden zal nog uitgesteld worden. Het woord dat Ik gesproken heb, zal in vervulling gaan, spreekt de Heere HEERE. |
En omdat we maar zwakke mensen zijn, helpt Gods Geest ons. Want we weten zelf niet goed wat en hoe we moeten bidden. Maar de Geest bidt Zelf voor ons met zuchten die niet in woorden zijn uit te spreken. | En evenzo komt ook de Geest onze zwakheden te hulp, want wij weten niet wat wij bidden zullen zoals het behoort. De Geest Zelf echter pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. |
Houd de woorden van dit wetboek altijd in je gedachten. Denk er dag en nacht over na. Want alleen dan zul je precies kunnen doen wat er in staat. En dan zul je altijd succes hebben. Alles wat je doet, zal lukken. | Dit boek met deze wet mag niet wijken uit uw mond, maar u moet het dag en nacht overdenken, zodat u nauwlettend zult handelen overeenkomstig alles wat daarin geschreven staat. Dan immers zult u uw wegen voorspoedig maken en dan zult u verstandig handelen. |
Je tong heeft de macht over leven en dood. Als je je mond zijn gang laat gaan, zul je daarvan de gevolgen dragen. | Dood en leven zijn in de macht van de tong, wie hem liefheeft, zal de vrucht ervan eten. |
Het past niet bij een dwaas mens om wijze dingen te zeggen. Nog minder past het bij een oprecht mens om te liegen. | Een lip die voortreffelijke dingen spreekt, past niet bij een dwaas, hoeveel te minder een vals woord bij een aanzienlijke. |
Jullie vragen je misschien af hoe jullie kunnen weten of hij de woorden van God spreekt of niet. Stel dat een profeet zegt dat hij namens de Heer spreekt, maar er gebeurt niet wat hij heeft gezegd, dan had de Heer hem die boodschap niet gegeven. De profeet is eigenwijs geworden en heeft zomaar iets gezegd. Jullie hoeven je van hem niets aan te trekken. | Wanneer u dan in uw hart zegt: Hoe kunnen wij het woord herkennen dat de HEERE niet gesproken heeft? Wanneer die profeet in de Naam van de HEERE spreekt, en het gebeurt niet en het komt niet uit, dan is dat een woord dat de HEERE niet gesproken heeft. In overmoed heeft die profeet dat gesproken; wees niet bevreesd voor hem. |
Kinderen, we moeten niet alleen zéggen dat we van elkaar houden, maar we moeten dat óók laten zien met wat we doen. | Mijn lieve kinderen, laten wij niet liefhebben met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid. |
Zorg er dan voor dat je geen verkeerde dingen zegt. Vertel geen leugens. | Behoed je tong voor het kwaad en je lippen voor het spreken van bedrog. |
Want de wetten: "Wees niet ontrouw aan je man of vrouw," "Dood niemand," "Steel niet," "Beschuldig niemand van iets wat niet waar is," "Wees niet jaloers" en al Gods andere wetten kun je samenvatten met de volgende woorden: "Houd net zoveel van je medemensen als van jezelf." | Want dit: U zult geen overspel plegen, u zult niet doden, u zult niet stelen, u zult geen vals getuigenis geven, u zult niet begeren, en welk ander gebod er ook is, wordt in dit woord samengevat, namelijk hierin: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. |
Het is fijn om een goed antwoord te geven. Wat heerlijk is het juiste woord op de juiste tijd! | Een man heeft blijdschap in het antwoord van zijn mond, en hoe goed is een woord op zijn tijd! |
Nehemia (de bestuurder van de provincie), Ezra (de priester en wetgeleerde) en de Levieten die het volk les gaven, zeiden tegen de mensen: "Vandaag vieren we feest voor jullie Heer God. Wees dus niet bedroefd en huil niet." Dat zeiden ze, omdat alle mensen huilden toen ze de wet hoorden. | En Nehemia (hij was Zijne Excellentie, de stadhouder), Ezra, de priester en schriftgeleerde, en de Levieten die het volk onderwezen, zeiden tegen heel het volk: Deze dag is heilig voor de HEERE uw God. Rouw dan niet en huil niet. Heel het volk huilde namelijk toen ze de woorden van de wet hoorden. |