U hebt ons beproefd, o God, ons gezuiverd, gezuiverd als zilver. | God, u keek diep in ons hart. U wilde weten of we goed of slecht waren, en of we u trouw zouden blijven. |
Je mag daarom geen goden van zilver of goud maken om die naast Mij te vereren. | Jullie mogen geen andere goden maken, goden van goud of van zilver. Jullie moeten alleen mij vereren. |
Hoeveel beter is het wijsheid te verwerven dan goud, hoezeer is inzicht te verkiezen boven zilver. | Wijsheid is meer waard dan zilver, en inzicht is kostbaarder dan goud. |
De uitspraken van een rechtvaardige zijn als zuiver zilver, de gedachten van een goddeloze zijn niets waard. | De woorden van goede mensen zijn net zo kostbaar als zilver, maar de gedachten van slechte mensen zijn niets waard. |
Een goede naam is te verkiezen boven grote rijkdom, waardering boven zilver en goud. | Je hebt meer aan waardering dan aan rijkdom, je hebt meer aan respect dan aan geld. |
U weet immers dat u niet met zoiets vergankelijks als zilver of goud bent vrijgekocht uit het zinloze leven dat u van uw voorouders had geërfd, maar met het kostbare bloed van Christus, als dat van een lam zonder smet of gebrek. | Vroeger was jullie leven zinloos. Want net als jullie voorouders vereerden jullie goden die niet bestaan. God heeft jullie daarvan bevrijd. Hij betaalde daar een hoge prijs voor, die meer waard was dan zilver of goud. Want hij liet zijn onschuldige Zoon sterven aan het kruis. Christus stierf voor jullie, net als een lam dat geofferd wordt. |
De gebruiken van die volken zijn niets waard. Ze hakken een stuk hout in het bos, een ambachtsman bewerkt het met zijn beitel, verfraait het met zilver en goud. Ze spijkeren het vast, dan valt het niet om. Het is net een vogelverschrikker, neergezet in een komkommerveld. Het kan niet spreken en moet worden gedragen, want zelf kan het geen stap verzetten. Heb voor beelden geen ontzag, kwaad doen ze niet, en goed nog minder. | De gewoontes van de andere volken stellen niets voor. Kijk maar hoe ze hun goden maken: Ze hakken bomen om in het bos en maken daar beelden van. Die versieren ze met zilver en goud. Daarna zetten ze de beelden vast met spijkers, zodat ze niet omvallen. Die beelden lijken op vogelverschrikkers op een akker. Ze kunnen niet spreken. En je moet ze dragen, want ze kunnen zelf niet lopen. Volk van Israël, wees niet bang voor zulke goden. Ze kunnen niets doen, geen kwaad en geen goed. |