God zegende de zevende dag en maakte er een heilige dag van, omdat Hij toen uitrustte van het maken van de hemel en de aarde. | God zegende de zevende dag en heiligde die, want op die dag rustte Hij van heel zijn scheppingswerk. |
En de Heer God zei: "Het is niet goed dat de mens alleen is. Ik zal iemand maken die bij hem past en die hem kan helpen." | De HEER God zei: ‘Het is niet goed dat de mens alleen is, Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.’ |
Van die rib maakte de Heer God een vrouw. Hij bracht haar naar Adam. Toen zei Adam: "Dit is eindelijk iemand die bij mij past! Ze is van mijn eigen vlees en bloed gemaakt. Ik zal haar 'mannin' noemen, omdat ze uit de man gemaakt is." Daarom zal een man weggaan bij zijn vader en moeder en van zijn vrouw houden en trouw aan haar zijn. Vanaf dan zijn ze één geheel. | Uit de rib die Hij bij de mens had weggenomen, bouwde de HEER God een vrouw en Hij bracht haar bij de mens. Toen riep de mens uit: ‘Dit is ze! Mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees en bloed. Vrouw wordt zij genoemd, genomen uit een man.’ Daarom maakt een man zich los van zijn vader en moeder en hecht hij zich aan zijn vrouw, en zij zullen één lichaam zijn. |