Maar ik, met lofzegging wil ik aan U offeren; wat ik beloofd heb, wil ik betalen; de redding is des Heren. | Maar ik zal mijn stem in dank verheffen en U offers brengen; mijn geloften los ik in. Het is de HEER die redt! |
Toen God zag wat zij deden, hoe zij zich bekeerden van hun boze weg, berouwde het God over het kwaad dat Hij gedreigd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet. | Toen God zag dat zij inderdaad braken met hun kwalijke praktijken, zag Hij ervan af hen te treffen met het onheil dat Hij had aangekondigd, en Hij deed het niet. |