En Hij zeide tot hen: Zijt ook gij zo onbevattelijk? Begrijpt gij niet, dat al wat van buiten in de mens komt, hem niet onrein kan maken, omdat het niet in zijn hart komt, maar in de buik, en er te zijner plaatse uitgaat? En zo verklaarde Hij alle spijzen rein.
En Hij zeide: Hetgeen uit de mens naar buiten komt, dat maakt de mens onrein. Want van binnenuit, uit het hart der mensen, komen de kwade overleggingen, hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatigheid, een boos oog, godslastering, overmoed, onverstand. Al die slechte dingen komen van binnen uit naar buiten en maken de mens onrein.
Maar zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.