Maar zorg dat wat jij aan de mensen leert, klopt met het gezonde woord van God. | Maar u, spreek wat bij de gezonde leer past. |
De woorden van een goed mens zijn als zuiver zilver. Maar de gedachten van een slecht mens zijn weinig waard. | De tong van de rechtvaardige is het beste zilver, het hart van de goddelozen is weinig waard. |
Eerst zweeg ik tegen God over de dingen die ik verkeerd had gedaan. Maar ik kon er niet meer tegen. De hele dag schreeuwde ik het uit. | Toen ik zweeg, teerden mijn beenderen weg, onder mijn jammerklachten, de hele dag. |
Door dit met je hart te geloven, word je vrijgesproken van schuld. En door het met je mond hardop te zeggen, word je gered. | Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot zaligheid. |
En als de mensen jullie gevangen nemen, maak je dan niet van tevoren zorgen over wat je moet zeggen. Want op het juiste moment zullen jullie weten wat jullie moeten zeggen. En dát zullen jullie zeggen. Want het zullen niet jullie eigen woorden zijn, maar woorden die de Heilige Geest jullie geeft. | En wanneer ze u zullen wegleiden om u over te leveren, wees dan van tevoren niet bezorgd wat u spreken moet, en bedenk het niet; maar wat u op dat moment gegeven zal worden, spreek dat, want u bent het niet die spreekt, maar de Heilige Geest. |
Voor goede mensen zal God goed zijn. Maar de woorden van slechte mensen zijn een bron van ellende. | Zegeningen rusten er op het hoofd van de rechtvaardige, maar geweld overdekt de mond van de goddelozen. |
Maar jullie moeten vooral niet zweren, broeders en zusters. Niet bij de hemel, niet bij de aarde, en niet bij iets anders. Jullie moeten helemaal niet zweren. Als jullie 'Ja' zeggen, moet dat gewoon 'ja' blijven. En als jullie 'Nee' zeggen, moet het gewoon 'nee' blijven. Zo zullen jullie niet worden veroordeeld. | Maar voor alle dingen, mijn broeders, zweer niet: niet bij de hemel, ook niet bij de aarde, en zweer ook geen enkele andere eed, maar laat uw ja ja zijn en uw nee nee, opdat u niet onder enig oordeel valt. |
Wanhopig riep ik de Heer om hulp. Ik riep tot mijn God. Hij hoorde mijn stem vanuit zijn paleis. Mijn geroep klonk in zijn oren. | In mijn nood riep ik de HEERE aan, ik riep tot mijn God; Hij hoorde mijn stem vanuit Zijn paleis, mijn hulpgeroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren. |
Ik wil de Heer altijd prijzen. Altijd zal ik Hem loven. | Ik zal de HEERE te allen tijde loven, Zijn lof zal voortdurend in mijn mond zijn. |
Profetieën zijn geen woorden die mensen zelf hebben bedacht. Maar doordat de Heilige Geest zijn woorden aan mensen gaf, hebben die mensen namens God gesproken. | Want de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken. |
Ik heb altijd gedaan wat Hij van me vroeg. Ik heb altijd zijn woorden in mijn hart bewaard. | Het gebod van Zijn lippen heb ik niet weggedaan; de woorden van Zijn mond heb ik verborgen, meer dan het mij toegewezen deel. |
Als je 'ja' zegt, moet dat ook 'ja' zijn. En als je 'nee' zegt, moet het ook 'nee' zijn. Alles wat je daaraan toevoegt, komt van de duivel. | Maar laat uw woord ja ja zijn en uw nee nee; wat hierboven uitgaat, is uit de boze. |
En God zei: "Ik wil dat er licht is!" Toen was er licht. | En God zei: Laat er licht zijn! En er was licht. |
Jullie vragen je misschien af hoe jullie kunnen weten of hij de woorden van God spreekt of niet. Stel dat een profeet zegt dat hij namens de Heer spreekt, maar er gebeurt niet wat hij heeft gezegd, dan had de Heer hem die boodschap niet gegeven. De profeet is eigenwijs geworden en heeft zomaar iets gezegd. Jullie hoeven je van hem niets aan te trekken. | Wanneer u dan in uw hart zegt: Hoe kunnen wij het woord herkennen dat de HEERE niet gesproken heeft? Wanneer die profeet in de Naam van de HEERE spreekt, en het gebeurt niet en het komt niet uit, dan is dat een woord dat de HEERE niet gesproken heeft. In overmoed heeft die profeet dat gesproken; wees niet bevreesd voor hem. |
Jezus zei: "Als je ziet dat iemand iets verkeerds tegen je doet, spreek daar dan streng met hem over. Als hij er spijt van heeft, vergeef het hem dan. Zelfs als hij zeven keer per dag iets verkeerds tegen je doet, en zeven keer bij je terug komt en zegt: 'Het spijt me,' dan moet je hem vergeven." | Als nu uw broeder tegen u zondigt, bestraf hem. En als hij tot inkeer komt, vergeef hem. En als hij zevenmaal per dag tegen u zondigt en zevenmaal per dag naar u terugkomt en zegt: Ik heb berouw, dan zult u hem vergeven. |
De Heer haat het als mensen liegen. Maar Hij is blij met mensen die te vertrouwen zijn. | Valse lippen zijn voor de HEERE een gruwel, maar wie betrouwbaar handelen, zijn Hem welgevallig. |
Ik viel op de grond en hoorde een stem tegen mij zeggen: 'Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?' | En ik viel op de grond en hoorde een stem tegen mij zeggen: Saul, Saul, waarom vervolgt u Mij? |
En er waren een soort van vuurvlammen te zien. Dat vuur verdeelde zich en kwam op hen allemaal. En ze werden allemaal vol van de Heilige Geest en begonnen allemaal in andere talen te spreken. Het waren talen die Gods Geest hun gaf. | En aan hen werden tongen als van vuur gezien, die zich verdeelden, en het zat op ieder van hen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken in andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. |
Dank de Heer! Aanbid Hem! Vertel de volken wat Hij allemaal heeft gedaan. Vertel dat Hij de machtige God is. | Op die dag zult u zeggen: Dank de HEERE, roep Zijn Naam aan, maak Zijn daden bekend onder de volken, roep in herinnering dat Zijn Naam hoogverheven is. |
Heer, ik prijs U met mijn hele hart. Ik zal iedereen over al uw wonderen vertellen. | Ik zal de HEERE loven met heel mijn hart, ik zal al Uw wonderen vertellen. |
Terwijl ze zo baden, beefde het huis waar ze waren. En ze werden allemaal vol van de Heilige Geest. En vol geloof en zonder vrees vertelden ze het woord van God aan de mensen. | En toen zij gebeden hadden, werd de plaats waar zij bijeenwaren, bewogen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en spraken het Woord van God met vrijmoedigheid. |
Jullie zijn al schoon door wat Ik jullie heb gezegd. | U bent al rein vanwege het woord dat Ik tot u gesproken heb. |
Roddelpraatjes slaan wonden. Ze verwonden iemand tot in het diepst van zijn hart. | De woorden van een lasteraar zijn als lekkernijen, die dalen af in de schuilhoeken van zijn binnenste. |
Toen hoorde ik de Heer zeggen: "Wie zal Ik sturen? Wie zal voor Ons gaan?" Ik antwoordde: "Hier ben ik. Stuur mij." | Daarna hoorde ik de stem van de Heere. Hij zei: Wie zal Ik zenden? Wie zal er voor Ons gaan? Toen zei ik: Zie, hier ben ik, zend mij. |
Maar Ik zeg dat jullie helemaal niet moeten zweren. Niet bij de hemel, omdat die de troon van God is. Niet bij de aarde, omdat die zijn voetenbankje is. Niet bij Jeruzalem, omdat daar de grote Koning woont. | Maar Ik zeg u: Zweer in het geheel niet, niet bij de hemel, want dat is de troon van God; niet bij de aarde, want dat is de voetbank van Zijn voeten; en ook niet bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning. |
Gerelateerde onderwerpen
Liegen
De Heer haat het...
Zonde
Weten jullie dan niet...
Wijsheid
Want de Heer geeft...
Roddelen
Leugenaars veroorzaken ruzies. Roddelaars...
Waarheid
Iemand die zijn best...
Zegen
Ik wens jullie toe...