Wie vermaning liefheeft, wil graag leren, wie berispingen haat is dom. | Wie vermaning liefheeft, heeft kennis lief, maar wie bestraffing haat, is onverstandig. |
Een dwaas toont onmiddellijk zijn woede, wie verstandig is, zwijgt als hij beledigd wordt. | De toorn van de dwaas wordt dezelfde dag bekend, maar wie schrander is, bedekt schande. |
Wie kwaad smeedt is een en al bedrog, vreugde wacht hem die vrede zoekt. | Bedrog is in het hart van wie kwaad smeden, maar wie vrede aanraden, hebben blijdschap. |
Bedriegers zijn de HEER een gruwel, betrouwbare mensen zijn Hem welgevallig. | Valse lippen zijn voor de HEERE een gruwel, maar wie betrouwbaar handelen, zijn Hem welgevallig. |
Een vlijtig mens verwerft gezag, luiheid leidt tot slavernij. | De hand van de vlijtigen zal heersen, maar bedrog leidt tot herendienst. |
Bezorgdheid maakt een mens neerslachtig, een hartelijk woord beurt hem op. | Bezorgdheid in iemands hart drukt het terneer, maar een goed woord verblijdt het. |