Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. Iedere rank aan Mij die geen vrucht draagt snijdt Hij weg, en iedere rank die wel vrucht draagt snoeit Hij bij, opdat hij meer vruchten voortbrengt. | Jezus zei: "IK BEN de echte wijnstruik en mijn Vader is de wijnboer. Elke tak aan Mij waar geen vruchten aan groeien, haalt Hij weg. Elke tak waar wel vruchten aan groeien, snoeit Hij. Hij maakt hem schoon van alles wat daar niet mag groeien. Zo gaan er nog meer vruchten aan die tak groeien." |
Ook Jozef ging op weg om zich te laten inschrijven. Samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was, reisde hij van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde. | Ook Jozef ging op reis. Hij reisde van de stad Nazaret in Galilea naar Betlehem in Judea. Dat was de stad waar vroeger koning David geboren was. Jozef was namelijk uit de familie van koning David. Daar moest hij zich laten inschrijven, samen met Maria met wie hij was verloofd. Maria was in verwachting. |
Maar nu is Gods gerechtigheid, waarvan de Wet en de Profeten al getuigen, zichtbaar geworden buiten de wet om: God schenkt vrijspraak op grond van geloof in Jezus Christus, aan allen die geloven. En er is geen onderscheid. | Nu heeft God een manier gegeven om de mensen vrij te spreken van hun schuld. Maar buiten de wet om. In de wet van Mozes en in de boeken van de profeten wordt daar al over gesproken. Iedereen kan nu vrijgesproken worden, door te geloven in Jezus Christus. Het maakt voor God niet uit wie of wat je bent. |
Ik zal dat hele gebied en het land rondom mijn heuvel zegenen, en Ik zal de regen op gezette tijden doen neerdalen. Het zal regen zijn die zegen geeft. | Alles op mijn heuvel zal voor hen zijn, en het zal goed met hen gaan. Ik zal op tijd regen geven, heerlijk zachte regenbuien in de regentijd. |
Terwijl Hij zo van hen wegging en zij nog steeds naar de hemel staarden, stonden er opeens twee mannen in witte gewaden bij hen. Ze zeiden: ‘Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken? Deze Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie Hem naar de hemel hebben zien gaan.’ | Ze bleven naar de lucht staan staren. Plotseling stonden er twee mannen in witte kleren bij hen. Ze zeiden: "Mannen uit Galilea, waarom staan jullie naar de lucht te staren? Jullie hebben gezien hoe deze Jezus bij jullie is weggegaan naar de hemel. Op dezelfde manier zal Hij weer terugkomen." |
Heb de wereld en wat in de wereld is niet lief. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem. | Houd niet van de wereld en van de dingen die van de wereld zijn. Als je van de wereld houdt, houd je niet werkelijk van de Vader. |
Erken Christus als Heer en eer Hem met heel uw hart. Vraagt iemand u waarop de hoop die in u leeft gebaseerd is, wees dan steeds bereid om u te verantwoorden. | Vertrouw met je hele hart op de Heer God. Wees altijd bereid om aan iedereen die er meer over wil weten, te vertellen over de zekerheid die jullie hebben. Maar doe dat wel vriendelijk en met respect. |
Één lichaam en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping. | Want er is maar één Lichaam en er is maar één Geest. En we hebben allemaal één hoop en één roeping. |
De gebruiken van die volken zijn niets waard. Ze hakken een stuk hout in het bos, een ambachtsman bewerkt het met zijn beitel, verfraait het met zilver en goud. Ze spijkeren het vast, dan valt het niet om. Het is net een vogelverschrikker, neergezet in een komkommerveld. Het kan niet spreken en moet worden gedragen, want zelf kan het geen stap verzetten. Heb voor beelden geen ontzag, kwaad doen ze niet, en goed nog minder. | Want wat de andere volken aanbidden, is machteloos. Het zijn gewoon stukken hout die mensen uit het bos hebben gekapt. Ze hebben er met een beitel een vorm aan gegeven en die met zilver en goud versierd. Ze zetten ze daarna met spijkers vast, zodat ze niet kunnen omvallen. Zo staan ze daar. Het zijn net vogelverschrikkers, want spreken kunnen ze niet. Ze moeten gedragen worden, want ze kunnen niet zelf lopen. Wees niet bang voor zulke goden, want ze doen geen kwaad. Maar ze doen ook niets goeds! |
Hij heeft onze zonden gedragen met zijn lichaam aan het kruishout, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen. | Toen Hij aan het kruis werd gespijkerd, droeg Hij ónze ongehoorzaamheid in Zich mee aan het kruis. Onze ongehoorzaamheid werd daar gekruisigd. Daardoor zijn we nu dood voor het kwaad. Nu kunnen we leven zoals God het wil. En door de wonden die de zweepslagen in zijn lichaam hebben gemaakt, hebben jullie genezing gekregen. |
In het huis van mijn Vader zijn veel kamers; zou Ik anders gezegd hebben dat Ik een plaats voor jullie gereed zal maken? | In het huis van mijn Vader is plaats voor heel veel mensen. Als dat niet zo was, zou Ik het jullie hebben gezegd. Ik ga daarheen om alles voor jullie klaar te maken. Daarna kunnen jullie ook komen. |
Laten we zonder te wankelen datgene blijven belijden waarop we hopen, want Hij die de belofte heeft gedaan is trouw. | Laten we blijven geloven in wat Hij heeft beloofd, zonder eraan te twijfelen. Want Hij die de beloften heeft gedaan, is trouw. Hij zal doen wat Hij heeft beloofd. |
Ik ben ervan overtuigd dat Hij die dit goede werk bij u begonnen is, het ook zal voortzetten tot het voltooid is op de dag van Christus Jezus. | God is in jullie een goed werk begonnen. En ik weet zeker dat Hij dat werk ook zal afmaken. Hij zal met jullie bezig blijven, totdat Jezus Christus terugkomt. |
Hij zei: ‘Wat uit de mens komt, dat maakt hem onrein. Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen slechte gedachten, ontucht, diefstal, moord, overspel, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, laster, hoogmoed, dwaasheid; al deze slechte dingen komen van binnenuit, en die maken de mens onrein.’ | Wat uít je mond komt, maakt je onrein. Want dat komt van binnenuit, uit je hart. Daar vandaan komen de slechte gedachten, verkeerde dingen op het gebied van seks, moord, diefstal, ontrouw aan je man of vrouw, hebzucht, slechtheid, bedrog, gebrek aan zelfbeheersing, roddel, kwaadsprekerij, trots, onverstandigheid. Al die slechte dingen komen van binnenuit naar buiten en maken je onrein. |
Denk aan uw barmhartigheid, HEER, aan uw liefde door de eeuwen heen. Denk niet aan de zonden uit mijn jeugd, maar denk met liefde aan mij, HEER, omwille van uw goedheid. | Denk toch aan wat U in uw liefde allemaal al heeft gedaan. U bent altijd vol liefde geweest. Denk daarom niet meer aan de dingen die ik verkeerd heb gedaan, aan de keren dat ik ongehoorzaam aan U was toen ik nog jong was. Want U houdt immers van mij, Heer. |
Dit alles is het werk van God. Hij heeft ons door Christus met zich verzoend en ons de taak gegeven dat bekend te maken. | En dat is Gods werk. Hij heeft door Jezus Christus de mensen vergeving gegeven. En Hij heeft ons de taak gegeven ervoor te zorgen dat de mensen dat weten. |
En toen Hij naar de uiteindelijke volmaaktheid gevoerd was, werd Hij voor allen die Hem gehoorzamen een bron van eeuwige redding. | En doordat Hij volmaakt gehoorzaam was, kunnen de mensen die Hem gehoorzamen het eeuwige leven krijgen. |
Ik heb al het gezwoeg gezien, en vastgesteld dat alles wat een mens bereikt het resultaat is van zijn afgunst op een ander. Ook dat is enkel lucht en najagen van wind. | Ook zag ik dat het harde werken en zwoegen van de mensen alleen maar anderen jaloers maakt. Ook dat is maar lucht en iets teleurstellends. |
Want alles wat in de wereld is – begeerte, inhaligheid, pronkzucht –, dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld. | Want alles wat de ongelovige mensen doen en willen en verlangen en belangrijk vinden, is niet van de Vader, maar van de wereld. |
Hij straalt Gods luister uit, Hij is zijn evenbeeld, met zijn machtig woord draagt Hij alles wat bestaat. Hij heeft, na de reiniging van de zonden te hebben voltrokken, plaatsgenomen aan de rechterzijde van Gods hemelse majesteit. | De Zoon is de 'afbeelding' van God Zelf. In Hem zien we wie God is. In Hem zien we de macht en majesteit van God en het karakter van God. De Zoon zorgt ervoor dat alle dingen bestaan. Want alle dingen bestaan door zijn woord dat één en al kracht is. Eerst heeft de Zoon ervoor gezorgd dat de mensen vergeving konden krijgen voor al hun ongehoorzaamheid aan God. Daarna is Hij naar de hemel gegaan. Daar zit Hij nu naast God op de troon. |
Ik verzeker jullie: als iemand tegen die berg zegt: “Kom van je plaats en stort je in zee,” en niet twijfelt in zijn hart, maar gelooft dat gebeuren zal wat hij zegt, dan zal het ook gebeuren. | Luister goed! Ik zeg jullie: als je dan tegen deze berg zou zeggen: 'Kom van de grond en gooi jezelf in de zee!' dan zal dat ook gebeuren. Maar dan moet je in je hart niet twijfelen. Je moet geloven dat wat je zegt ook gebeurt. |
Een vermaning lijkt op het moment zelf geen vreugde te brengen, slechts verdriet, maar wie erdoor gevormd is plukt er op den duur de vruchten van: een leven in vrede en gerechtigheid. | Als Hij ons bestraft, is dat op het moment zelf niet fijn, maar pijnlijk. Maar uiteindelijk levert het iets goeds op. Want als we aan de opvoeding van onze Vader gehoorzaam zijn, zal Hij blij met ons zijn. |
De liefde laat geen ruimte voor angst; volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent, is de liefde niet tot volmaaktheid gekomen. | Als je zeker weet dat God van je houdt en je dus vol bent van zijn liefde, hoef je niet bang voor Hem te zijn. Want volmaakte liefde verjaagt alle angst voor God. Want als je bang bent, komt dat omdat je bang bent voor straf. Als je bang bent, ben je nog niet helemaal vol van liefde. |
God slaat echter geen acht op de tijd waarin men Hem niet kende, maar roept nu overal alle mensen op tot inkeer te komen. | Vroeger stond God het toe dat wij niets van Hem af wisten. Maar nu zegt God dat alle mensen in Hem moeten geloven en moeten gaan leven zoals Hij het wil. |
Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde. Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat Hij uit de dood moest opstaan. | Toen ging ook de leerling die het eerst bij het graf was aangekomen naar binnen. Door wat hij zag, geloofde hij Maria's verhaal. Want ze wisten nog niet dat in de Boeken staat dat Hij uit de dood zou opstaan. |