De duivel is jullie vader en jullie doen dezelfde dingen als jullie vader. Hij is altijd een moordenaar geweest. Hij kan niets goeds doen, want er is helemaal geen waarheid in hem. Hij is een leugenaar en kan niets anders dan liegen. Hij is de bron van alle leugens. | U bent uit uw vader de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen; die was een mensenmoordenaar van het begin af, en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij vanuit wat van hemzelf is, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen. |
Maar Jezus antwoordde: "In de Boeken staat: 'Je kan niet alleen van brood leven. Alles wat God zegt, heb je óók nodig om te leven.' " | Maar Hij antwoordde en zei: Er staat geschreven: De mens zal niet van brood alleen leven, maar van elk woord dat uit de mond van God komt. |
Met dat verbond beloof Ik dat Ik nooit meer alles wat op aarde leeft door een grote overstroming zal doden. Nooit meer zal een overstroming de hele aarde vernietigen. | Ik maak Mijn verbond met u, dat niet meer alle vlees door het water van een vloed zal worden uitgeroeid, en dat er geen vloed meer zal zijn om de aarde te gronde te richten. |
Dus als de mensen tegen jullie zeggen: 'Kijk, Hij is in de woestijn,' ga er dan niet heen. En als ze zeggen: 'Kijk, Hij is in dat huis,' geloof het dan niet. Want net zoals de bliksem de hele hemel van oost tot west verlicht, zo zal de komst van de Mensenzoon zijn. | Als men dan tegen u zal zeggen: Zie, Hij is in de woestijn; ga er niet opuit; zie, Hij is in de binnenkamers, geloof het niet, want zoals de bliksem vanuit het oosten komt en zichtbaar is tot in het westen, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. |
Nog vóórdat de bergen ontstonden, nog vóórdat U de aarde had gemaakt, was U al God. Voor eeuwig bent U God. | Al vóór de bergen geboren waren en U de aarde en de wereld voortgebracht had, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid bent U God. |
Mensen denken na over de beslissingen die ze moeten nemen, maar de Heer bepaalt wat er uiteindelijk gebeurt. | Het hart van een mens overdenkt zijn weg, maar de HEERE bestuurt zijn voetstappen. |
Dit is de boodschap die we van Hem hebben gehoord en die we aan jullie bekend maken: God is licht. Er is in Hem helemaal geen duisternis. | En dit is de boodschap die wij van Hem gehoord hebben en aan u verkondigen, dat God licht is en dat in Hem in het geheel geen duisternis is. |
Vanuit de hemel hoorde ik een stem luid zeggen: "Dit is de plaats waar God voortaan bij de mensen zal wonen. Zij zullen zijn volk zijn en God Zelf zal bij hen zijn. Hij zal hun God zijn. Hij zal alle tranen van hun ogen afvegen. En de dood zal er niet meer zijn. Niemand zal nog verdrietig zijn, treuren of pijn hebben. Want de eerste dingen zijn voorbij." | En ik hoorde een luide stem uit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. |
Maar iemand die niet wist wat de wil van zijn heer was en verkeerde dingen heeft gedaan, zal een lichte straf krijgen. Als aan iemand veel is gegeven, zal er veel van hem worden gevraagd. En als aan iemand veel is toevertrouwd, zal er veel van hem worden geëist. | Wie echter zijn wil niet gekend heeft en dingen gedaan heeft die slagen verdienen, zal met weinig slagen geslagen worden. En van ieder aan wie veel gegeven is, zal veel teruggevraagd worden en van hem aan wie men veel toevertrouwd heeft, zal men des te meer eisen. |
Let er dus op, broeders en zusters, dat niemand van jullie besluit om de levende God niet langer te gehoorzamen. Want zo iemand is koppig en ongelovig. | Zie erop toe, broeders, dat er nooit in iemand van u een verdorven hart zal zijn, vol ongeloof, om daardoor afvallig te worden van de levende God. |
Jullie zien wél dat er een splinter zit in het oog van iemand anders. Maar jullie merken helemaal niet dat er een hele balk in je eigen oog zit! | Waarom ziet u wel de splinter in het oog van uw broeder, maar merkt u de balk in uw eigen oog niet op? |
Maar daarvóór, op een keer toen er heel veel mensen werden gedoopt, werd ook Jezus gedoopt. Toen Hij daarna stond te bidden, ging de hemel open. De Heilige Geest daalde neer op Jezus. De Geest zag er uit als een duif. Op dat moment zei een stem uit de hemel: "Jij bent mijn Zoon. Ik houd heel veel van Jou. Ik geniet van Jou." | En het geschiedde, toen al het volk gedoopt was, en Jezus ook gedoopt was en aan het bidden was, dat de hemel geopend werd, en dat de Heilige Geest op Hem neerdaalde in lichamelijke gedaante als een duif. En er kwam een stem uit de hemel die zei: U bent Mijn geliefde Zoon, in U heb Ik Mijn welbehagen! |
Ik zeg jullie dat op dezelfde manier de hemel blij zal zijn over één slecht mens die gaat leven zoals God het wil. Ze zullen daar in de hemel blijer over zijn, dan over 99 goede mensen die het niet nodig hebben om te veranderen en weer te gaan leven zoals God het wil. | Ik zeg u dat er evenzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar die zich bekeert, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die de bekering niet nodig hebben. |
Houd je verstand er dus bij en let goed op. Vertrouw er helemaal op dat God goed voor jullie zal zijn op de dag dat Jezus terugkomt. | Omgord daarom de lendenen van uw verstand, wees nuchter en hoop volkomen op de genade die u gebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus. |
In het begin maakte God de hemel en de aarde. De aarde was helemaal leeg. Er was nog niets. De aarde was bedekt met water en het was er helemaal donker. De Geest van God waaide over het diepe water. | In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde nu was woest en leeg, en duisternis lag over de watervloed; en de Geest van God zweefde boven het water. |
Kom Heer! God, doe er iets aan! Denk alstublieft aan de arme mensen! | Sta op, HEERE God, hef Uw hand op, vergeet de ellendigen niet. |
Let op: wijsheid is net zo lekker voor je ziel, als honing voor je mond. Wijsheid wordt altijd beloond: je zal krijgen waar je naar verlangt. | Evenzo is het kennen van wijsheid voor je ziel: als je haar vindt, dan is er toekomst, en wordt je hoop niet afgesneden. |
En ik zal niet doen alsof dat niet zo is. Want stel dat de mensen van hun schuld vrijgesproken hadden kunnen worden door zich aan de wet van Mozes te houden. Dan had Christus niet hoeven sterven! Dan zou Hij alles voor niets hebben gedaan. | Ik doe de genade van God niet teniet; want als er gerechtigheid door de wet zou zijn, dan was Christus tevergeefs gestorven. |
Hij is wel eens boos, maar dat duurt nooit lang. Maar zijn liefde duurt je hele leven. Misschien huil je 's avonds nog, maar de volgende dag kun je weer juichen. | Want een ogenblik duurt Zijn toorn, maar een leven lang Zijn goedgunstigheid; overnacht 's avonds het geween, 's morgens is er gejuich. |
Houd de woorden van dit wetboek altijd in je gedachten. Denk er dag en nacht over na. Want alleen dan zul je precies kunnen doen wat er in staat. En dan zul je altijd succes hebben. Alles wat je doet, zal lukken. | Dit boek met deze wet mag niet wijken uit uw mond, maar u moet het dag en nacht overdenken, zodat u nauwlettend zult handelen overeenkomstig alles wat daarin geschreven staat. Dan immers zult u uw wegen voorspoedig maken en dan zult u verstandig handelen. |
Plannen mislukken als er niet goed over nagedacht wordt. Maar goede plannen ontstaan door aan veel raadgevers om raad te vragen. | Plannen falen, als er geen overleg is, maar door een veelheid van raadgevers komt het nodige tot stand. |
Ik had de Heer nog maar nét om hulp geroepen, of ik kon Hem al danken. | Ik riep tot Hem met mijn mond, en Hij werd geroemd door mijn tong. |
Zorg er dan voor dat je geen verkeerde dingen zegt. Vertel geen leugens. | Behoed je tong voor het kwaad en je lippen voor het spreken van bedrog. |
Maar bij God ben ik veilig. Want ik vertrouw er op dat Hij me zal redden. | Zeker, mijn ziel, zwijg voor God, want van Hem is mijn verwachting. |
Wie kan weten wat er diep in de gedachten van een mens leeft? Dat kan toch alleen zijn eigen geest? Zo weet ook alleen Gods eigen Geest, wat er in God is. | Want wie van de mensen kent de dingen van de mens dan de geest van de mens, die in hem is? Zo kent ook niemand de dingen van God dan de Geest van God. |