Als de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen zijn bouwers eraan; als de HEERE de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter. | Als de HEER het huis niet bouwt, vergeefs zwoegen de bouwers; als de HEER de stad niet bewaakt, vergeefs doet de wachter zijn ronde. |
De HEERE zal u bewaren voor alle kwaad, uw ziel zal Hij bewaren. De HEERE zal uw uitgaan en uw ingaan bewaren, van nu aan tot in eeuwigheid. | De HEER behoedt je voor alle kwaad, Hij waakt over je leven, de HEER houdt de wacht over je gaan en je komen van nu tot in eeuwigheid. |
Uw welwillendheid zij alle mensen bekend. De Heere is nabij. | Laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen. De Heer is nabij. |
Och HEERE, breng toch heil; och HEERE, geef toch voorspoed. Gezegend wie komt in de Naam van de HEERE! Wij zegenen u vanuit het huis van de HEERE. | Ach HEER, red ons toch, HEER, geef ons voorspoed. Gezegend wie komt in de naam van de HEER. Wij zegenen u vanuit het huis van de HEER. |
Ach, Heere HEERE! Zie, Ú hebt de hemel en de aarde gemaakt door Uw grote kracht en door Uw uitgestrekte arm. Niets is voor U te wonderlijk. | Ach HEER, mijn God, U hebt met uw grote kracht, met uw machtige arm, de hemel en de aarde gemaakt. Voor U is niets onmogelijk. |
Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt. Herinner u hoe Hij tot u gesproken heeft, toen Hij nog in Galilea was: De Zoon des mensen moet overgeleverd worden in handen van zondige mensen en gekruisigd worden en op de derde dag opstaan. | Hij is niet hier, Hij is uit de dood opgewekt. Herinner je wat Hij jullie gezegd heeft toen Hij nog in Galilea was: de Mensenzoon moest worden uitgeleverd aan zondaars en moest gekruisigd worden en op de derde dag opstaan. |
Want wie is God, behalve de HEERE? Wie is een rots dan alleen onze God? | Wie anders is God dan de HEER, wie anders een rots dan onze God? |
Schep vreugde in de HEERE, dan zal Hij u geven wat uw hart verlangt. | Zoek je geluk bij de HEER, Hij zal geven wat je hart verlangt. |
De HEERE is bij mij, ik ben niet bevreesd. Wat kan een mens mij doen? | Met de HEER aan mijn zijde heb ik niets te vrezen, wat kunnen mensen mij doen? |
Ik verwacht de HEERE, mijn ziel verwacht Hem en ik hoop op Zijn woord. | Ik zie uit naar de HEER, mijn ziel ziet uit naar Hem en verlangt naar zijn woord. |
Want als wij leven, leven wij voor de Heere en als wij sterven, sterven wij voor de Heere. Of wij dan leven of sterven, wij zijn van de Heere. | Zolang wij leven, leven we voor de Heer; en wanneer wij sterven, sterven we voor de Heer. Dus of we nu leven of sterven, wij zijn van de Heer. |
De HEERE maakt arm en maakt rijk, Hij vernedert, ook verhoogt Hij. | De HEER maakt arm en Hij maakt rijk, vernedert diep en heft hoog op. |
Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is. | Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen Mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader. |
Het is beter tot de HEERE de toevlucht te nemen dan op de mensen te vertrouwen. | Beter te schuilen bij de HEER dan te vertrouwen op mensen. |
Verder, mijn broeders, word gesterkt in de Heere en in de sterkte van Zijn macht. | Ten slotte, zoek uw kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht. |
En de HEERE bracht een omkeer in het levenslot van Job, toen hij gebeden had voor zijn vrienden. De HEERE vermeerderde alles wat Job bezeten had tot het dubbele toe. | Nadat Job voor zijn vrienden had gebeden, bracht de HEER een keer in het lot van Job en Hij gaf hem het dubbele van wat hij eerder bezat. |
Gerechtigheid en recht te doen is voor de HEERE verkieslijker dan een offer. | De HEER heeft liever dat je eerlijk en rechtvaardig handelt dan dat je een offer brengt. |
Want wie is God, behalve de HEERE? Wie is een rots dan alleen onze God? | Wie anders is God dan de HEER, wie anders een rots dan onze God? |
Vraag naar de HEERE en Zijn kracht, zoek Zijn aangezicht voortdurend. | Zie uit naar de HEER en zijn macht, zoek voortdurend zijn nabijheid. |
Ik zal U loven onder de volken, HEERE; ik zal voor U psalmen zingen onder de natiën. | U, HEER, zal ik loven onder de volken, over U zingen voor alle naties. |
Maar wie roemt, laat hij roemen in de Heere. Want niet wie zichzelf aanbeveelt, die is welbeproefd, maar wie door de Heere wordt aanbevolen. | Er staat geschreven: ‘Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich op de Heer beroemen.’ Want niet wie zichzelf aanprijst is betrouwbaar, maar wie door de Heer wordt aangeprezen. |
Wees sterk en Hij zal uw hart sterk maken, u allen die op de HEERE hoopt! | U die uw hoop vestigt op de HEER: wees allen sterk en houd moed. |
Ik zal de HEERE loven met heel mijn hart, ik zal al Uw wonderen vertellen. | Ik wil u loven, HEER, met heel mijn hart, vertellen van uw wonderdaden. |
Filippus zei tegen Hem: Heere, laat ons de Vader zien en het is ons genoeg. | Daarop zei Filippus: ‘Laat ons de Vader zien, Heer, meer verlangen we niet.’ |
Al is er nog geen woord op mijn tong, zie, HEERE, U weet het alles. | Geen woord ligt op mijn tong, of U, HEER, kent het ten volle. |
Bijbeltekst van de dag
Heere, al mijn verlangen ligt voor U open,mijn zuchten is voor U niet verborgen.