Want ik hielp arme mensen die mij om hulp vroegen. Weeskinderen werden door mij geholpen. Ze waren me allemaal dankbaar. Arme weduwen waren blij met mij.
Ik houd van de Heer, want Hij luistert naar mij. Hij luistert als ik Hem om hulp roep. Hij luistert naar mij. Daarom zal ik mijn leven lang Hem altijd om hulp vragen.
Daarom mogen we altijd vol vertrouwen naar Gods troon komen. God verlangt ernaar om ons te vergeven. Daarom zullen we van Hem vergeving krijgen wanneer we verkeerd hebben gedaan. Want Hij zal altijd goed en vriendelijk voor ons zijn. Hij zal ons op het juiste moment te hulp komen.
En omdat we maar zwakke mensen zijn, helpt Gods Geest ons. Want we weten zelf niet goed wat en hoe we moeten bidden. Maar de Geest bidt Zelf voor ons met zuchten die niet in woorden zijn uit te spreken.
Jullie mogen weeskinderen en weduwen niet slecht behandelen. Als jullie dat toch doen, dan zal Ik, de Heer, naar hen luisteren als zij Mij om hulp roepen. Ik zal woedend zijn en Ik zal ervoor zorgen dat jullie in de oorlog gedood worden. Dan worden júllie vrouwen weduwen en worden júllie kinderen weeskinderen.
Luister naar mijn gebed, Heer, ik roep U om hulp! Zwijg niet als ik huilend tot U bid. Ik heb geen rechten bij U, want ik ben maar een vreemdeling bij U, net als mijn voorouders.
Maar jullie moeten je niet zo druk maken over gewoon eten. Gewoon eten is ook weer gauw verdwenen. Zoek liever naar het eten dat eeuwig leven geeft. De Mensenzoon kan dat aan jullie geven. Want God de Vader heeft Mij daarvoor de macht en het recht gegeven.