Een dwaas laat heel zijn geest de vrije loop, maar een wijze houdt die in toom. | Dwaze mensen zeggen alles wat ze denken. Maar wijze mensen houden hun gedachten voor zich. |
Bezorgdheid in iemands hart drukt het terneer, maar een goed woord verblijdt het. | Iemand die zich zorgen maakt, wordt treurig. Maar van een vriendelijk woord wordt een mens blij. |
U gelooft dat God één is; daar doet u goed aan. Maar ook de demonen geloven dit, en zij sidderen. | Jullie geloven dat God Eén is? Dat is goed, maar dat geloven de duivelse geesten ook, en ze beven van angst voor Hem. |
Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade. | Het kwaad mag niet meer over jullie heersen. Want nu heerst niet meer de wet van Mozes over jullie, maar de liefdevolle goedheid van God. |
Maar ik, met dankzegging zal ik U offers brengen; wat ik beloofd heb, zal ik nakomen. Het heil is van de HEERE! | Maar ik zal U prijzen. Wat ik U beloofd heb, zal ik ook doen. Want U redt mijn leven. |
En de wereld gaat voorbij met haar begeerte; maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid. | En de wereld met alles wat ze belangrijk vindt, zal verdwijnen. Maar als je doet wat God wil, zul je eeuwig leven. |
Maar veel eersten zullen de laatsten zijn, en veel laatsten de eersten. | Maar veel mensen die nu het eerst zijn, zullen straks het laatst zijn. En veel mensen die nu het laatst zijn, zullen straks het eerst zijn. |
In het hart van de mens zijn veel plannen, maar de raad van de HEERE, die houdt stand. | Mensen maken allerlei plannen. Maar wat de Heer van plan is, gebeurt. |
Al zijn wegen zijn iemand recht in zijn eigen ogen, maar de HEERE toetst de harten. | Iedereen vindt van zichzelf dat hij het goed doet. Maar de Heer kijkt hoe je van binnen werkelijk bent. |
Wie vermaning liefheeft, heeft kennis lief, maar wie bestraffing haat, is onverstandig. | Je bent verstandig als je naar een waarschuwing luistert. Maar als je dat niet doet, ben je onverstandig. |
De goddeloze leent en betaalt niet terug, maar de rechtvaardige ontfermt zich en geeft. | Slechte mensen vragen wel te leen, maar geven nooit iets terug. Maar goede mensen geven weg uit medelijden en vragen niets terug. |
Want wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde. | We hebben een Hogepriester die ons kan begrijpen als we zwak zijn. Want we hebben een Hogepriester die op dezelfde manier als wij met het kwaad te maken heeft gekregen. Maar Híj werd nooit ongehoorzaam aan God. |
Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen. | Zo waren jullie vroeger ver weg van God. Maar nu zijn jullie in Jezus Christus dicht bij God gekomen, door het bloed van Christus. |
Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar wie niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden. | Wie het nieuws gelooft en zich laat dopen, zal worden gered. Maar wie het niet gelooft, zal worden veroordeeld. |
Want u was voorheen duisternis, maar nu bent u licht in de Heere; wandel als kinderen van het licht. | Vroeger was jullie hart één en al duisternis. Maar nu zijn jullie vol van het licht van de Heer. Leef dan ook als mensen die bij het licht horen. |
Vóór de ondergang verheft zich het mensenhart, maar nederigheid gaat vóór de eer. | Als je je te veel verbeeldt, loopt het slecht met je af. Maar als je bescheiden bent, zul je worden geprezen. |
Want God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid, maar van kracht en liefde en bezonnenheid. | God heeft ons geen geest van angst gegeven, maar een geest van kracht, liefde en zelfbeheersing. |
Er is één Wetgever, namelijk Hij Die kan zalig maken én te gronde richten. Maar wie bent u, die over de ander oordeelt? | Want er is maar één Wetgever en Rechter. Dat is Hij die de macht heeft om te redden of te veroordelen. Wat verbeelden jullie je wel, dat jullie denken over andere mensen te mogen oordelen? |
Mijn lieve kinderen, laten wij niet liefhebben met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid. | Kinderen, we moeten niet alleen zéggen dat we van elkaar houden, maar we moeten dat óók laten zien met wat we doen. |
Let op uzelf, opdat wij niet verliezen waarvoor wij gewerkt hebben, maar een vol loon mogen ontvangen. | Pas op dat we niet verliezen waar we samen zo hard voor hebben gewerkt, maar zorg ervoor dat we onze hele beloning zullen krijgen. |
Maar als wij hopen wat wij niet zien, dan verwachten wij het met volharding. | Maar wij kijken uit naar iets wat er nog níet is. En we zijn er zeker van dat het komt. Daarom wachten we er vol vertrouwen geduldig op. |
Wanneer de HEERE, uw God, u gezegend heeft, zoals Hij tot u gesproken heeft, dan zult u aan vele volken leningen verstrekken, maar zelf zult u niets hoeven te lenen; en u zult over vele volken heersen, maar over u zullen zij niet heersen. | Dan zal de Heer God goed voor jullie zijn. Daardoor zullen jullie aan veel volken uitlenen, maar zelf zullen jullie niets hoeven te lenen. Jullie zullen over veel volken heersen, maar geen enkel volk zal over jullie heersen. |
De toorn van de dwaas wordt dezelfde dag bekend, maar wie schrander is, bedekt schande. | Een dwaas laat het onmiddellijk merken als hij kwaad is. Maar een verstandig mens verbergt het. |
Maar zo zal het onder u niet zijn; maar wie onder u groot wil worden, die moet uw dienaar zijn; en wie onder u de eerste wil zijn, die moet uw dienaar zijn. | Maar zo moet het bij jullie niet zijn. Als je geëerd wil worden, dien dan de anderen. En als je de belangrijkste wil zijn, doe dan slavenwerk voor de anderen. |
Wie met wijzen omgaat, zal wijs worden, maar wie omgaat met dwazen, zal het slecht vergaan. | Als je met wijze mensen omgaat, word je wijs. Maar als je bevriend bent met dwazen, loopt het slecht met je af. |