Aan u is de genade geschonken niet alleen in Christus te geloven, maar ook omwille van Hem te lijden. | Want aan u is de genade verleend, voor Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden. |
Alles waar jullie in gebed om vragen zul je ontvangen, als je maar gelooft. | En al wat gij in het gebed gelovig vragen zult, zult gij ontvangen. |
Ik ben de HEER, de God van al wat leeft. Is er ook maar iets dat voor Mij onmogelijk is? | Zie, Ik, de Here, ben de God van al wat leeft; zou voor Mij iets te wonderlijk zijn? |
Maar ik, ik blijf uitzien naar de HEER, ik blijf hopen op de God die mij redding zal brengen. Hij zal mij horen, mijn God. | Maar ik zal uitzien naar de Here, ik zal wachten op de God mijns heils; mijn God zal mij horen. |
Verheug je er echter niet over dat de geesten zich aan jullie onderwerpen, maar verheug je omdat jullie naam in de hemel opgetekend is. | Evenwel, verheugt u niet hierover, dat de geesten zich aan u onderwerpen, maar verheugt u, dat uw namen staan opgetekend in de hemelen. |
Want deze hogepriester kan met onze zwakheden meevoelen omdat Hij, net als wij, in elk opzicht op de proef is gesteld, maar dan zonder te zondigen. | Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen. |
Maar Ik, de HEER, ben je God al sinds Egypte, en met andere goden mag je je niet inlaten; buiten Mij is er niemand die je redt. | Maar Ik ben de Here, uw God, van het land Egypte af; een God nevens Mij kent gij niet en een verlosser buiten Mij is er niet. |
Maar wie het water drinkt dat Ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat Ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft. | Maar wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven. |
Als mensen die opnieuw zijn geboren, niet uit vergankelijk maar uit onvergankelijk zaad, door Gods levende woord, dat voor altijd standhoudt. | Als wedergeborenen niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God. |
Wie beheerst wordt door het aardse, streeft aardse zaken na, maar wie beheerst wordt door de Geest, streeft na wat de Geest wil. | Want zij, die naar het vlees zijn, hebben de gezindheid van het vlees, en zij, die naar de Geest zijn, hebben de gezindheid van de Geest. |
God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door Hem te redden. | Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde. |
De boodschap over het kruis is dwaasheid voor wie verloren gaan, maar voor ons die worden gered is het de kracht van God. | Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods. |
Want het oog van de Heer rust op de rechtvaardigen en zijn oor luistert naar hun hulpgeroep, maar Hij keert zich tegen wie kwaad doen. | Want de ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen, en zijn oren tot hun smeking, maar het aangezicht des Heren is tegen hen, die het kwade doen. |
Daarom zeg Ik u: elke zonde en elke godslastering kan de mensen worden vergeven, maar wie de Geest lastert kan geen vergeving ontvangen. | Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal de mensen vergeven worden, maar de lastering van de Geest zal niet vergeven worden. |
God geeft eenzamen een thuis en gevangenen vrijheid en voorspoed. Maar opstandigen zullen wonen op dorre grond. | God, die eenzamen in een huisgezin doet wonen, die gevangenen uitleidt in voorspoed; doch weerspannigen wonen in een dor land. |
Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw aardse begeerten vrij spel te geven, maar dien elkaar in liefde. | Want gij zijt geroepen, broeders, om vrij te zijn; (gebruikt) echter die vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkander door de liefde. |
Want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen. | Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. |
Zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen. | Gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. |
Maar al bij het begin van de schepping heeft God de mens mannelijk en vrouwelijk gemaakt; daarom zal een man zich losmaken van zijn vader en moeder en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één lichaam zijn, ze zijn dus niet langer twee, maar één. Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden. | Maar van het begin der schepping heeft Hij hen als man en vrouw gemaakt; daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten, en die twee zullen tot één vlees zijn. Zo zijn zij niet meer twee, maar één vlees. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet. |
Er staat geschreven: ‘Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich op de Heer beroemen.’ Want niet wie zichzelf aanprijst is betrouwbaar, maar wie door de Heer wordt aangeprezen. | Maar wie roemt, roeme in de Here; want niet wie zichzelf aanbeveelt, doch wie van de Here een aanbeveling ontvangt, heeft de proef doorstaan. |
Maar hoe groter iemands kapitaal is, des te groter ook het aantal mensen dat het komt verbrassen. Wat heeft de eigenaar hierbij te winnen? Hij kan alleen maar toekijken. | Bij het vermeerderen van het goed vermeerderen ook zij die het verteren; en wat is het gewin van de bezitter daarvan anders dan het toezien? |
Want alles wat in de wereld is – begeerte, inhaligheid, pronkzucht –, dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld. | Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. |
Wie zijn leven probeert te behouden zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, die zal het behouden. | Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden. |
Maar als jullie nu de Mensenzoon zouden zien opstijgen naar waar Hij eerst was? | Wat dan, indien gij de Zoon des mensen daarheen zaagt opvaren, waar Hij tevoren was? |
Laat uw enthousiasme niet bekoelen, maar laat u aanvuren door de Geest en dien de Heer. | In ijver onverdroten, vurig van geest, dient de Here. |
Bijbeltekst van de dag
Heer, al mijn verlangens zijn U bekend,mijn zuchten is U niet verborgen.