Heer, zeg mij wat ik moet doen, dan hoef ik niet te twijfelen. Bescherm mij tegen het kwaad. | Stuur mijn gangen zoals U hebt beloofd, lever mij niet uit aan de macht van het kwaad. |
Wij geloven dat God ons zal redden. Aan dat geloof moeten we vasthouden, zonder te twijfelen. Want God zal doen wat hij beloofd heeft. Daar kunnen we op vertrouwen. | Laten we zonder te wankelen datgene blijven belijden waarop we hopen, want Hij die de belofte heeft gedaan is trouw. |
Luister goed, jullie slechte mensen, jullie die twijfelen aan Gods macht! Doe het kwaad weg uit je hart, en ga een heilig leven leiden. | Kom nader tot God, dan komt Hij nader tot u. Reinig uw handen, zondaars; zuiver uw hart, weifelaars. |
Toen we gingen geloven, vertrouwden we op Christus, zonder te twijfelen. Dat geloof moeten we vasthouden, want alleen dan blijven we bij Christus horen. | Want alleen als we tot het einde toe resoluut vasthouden aan ons aanvankelijk vertrouwen, blijven we deelgenoten van Christus. |
Je moet eerbied hebben voor de Heer. Je moet eerlijk zijn tegen hem. En je moet hem trouw blijven en niet twijfelen. Want hij heeft bijzondere dingen voor jullie gedaan. | Dus: heb ontzag voor de HEER en dien Hem oprecht, met heel uw hart. U hebt immers zelf ervaren welke grootse daden Hij voor u heeft verricht. |
Luister goed naar mijn woorden: Als je iets aan God vraagt, twijfel dan niet, maar geloof dat het zal gebeuren. Dan gebeurt het ook. Zelfs als je tegen die berg daar zegt: ‘Kom van je plaats en laat je in de zee vallen.’ | Ik verzeker jullie: als iemand tegen die berg zegt: “Kom van je plaats en stort je in zee,” en niet twijfelt in zijn hart, maar gelooft dat gebeuren zal wat hij zegt, dan zal het ook gebeuren. |
Als je God om wijsheid vraagt, geloof dan ook dat je die krijgt. Twijfel daar niet aan. Iemand die soms wel en soms niet gelooft, is net als de golven op zee. Die worden door de wind soms de ene kant op geblazen, en dan weer de andere kant. | Vraag vol vertrouwen, zonder enige twijfel. Twijfelaars zijn als de golven in zee, die door de wind nu eens de ene en dan weer de andere kant op worden geblazen. |
Vroeger waren we dus vijanden van God. Maar nu is het goed tussen God en ons, dankzij de dood van zijn Zoon. Want dankzij de dood van Christus ziet God ons als goede mensen. En dus zullen we ook voor eeuwig gered worden. Daar hoeven we niet aan te twijfelen. Want Christus leeft, en hij zal ons redden op de dag dat God rechtspreekt over de wereld. | Werden we in de tijd dat we nog Gods vijanden waren al met Hem verzoend door de dood van zijn Zoon, des te zekerder is het dat wij, nu we met Hem zijn verzoend, gered zullen worden door diens leven. |
Jezus antwoordde: ‘Luister goed naar mijn woorden: Als je gelooft en niet twijfelt, dan kun je een boom laten verdorren. Sterker nog, dan kun je tegen die berg daar zeggen: ‘Kom van je plaats en laat je in de zee vallen.’ En dan zal dat gebeuren.’ | Jezus antwoordde: ‘Ik verzeker jullie: als jullie geloven zonder te twijfelen, kun je niet alleen teweegbrengen wat er met die vijgenboom gebeurd is, je kunt zelfs tegen die berg zeggen: “Kom van je plaats en stort je in zee,” en het zal gebeuren.’ |