Voor mensen in nood is de Heer een veilige burcht. Bij Hem zijn ze veilig in moeilijke tijden. | De Heer helpt mensen die onderdrukt worden, hij beschermt hen in moeilijke tijden. |
Daarom aten we niet en smeekten we onze God om ons een veilige reis te geven. En Hij deed wat wij Hem gebeden hadden. | We vastten allemaal, en we vroegen hulp aan onze God. En hij heeft ons inderdaad geholpen. |
Maar ik zal zingen over uw kracht. Elke morgen zal ik vrolijk zingen over uw liefde. Want bij U ben ik zo veilig als in een burcht. U bent mijn veilige plaats in moeilijkheden. | Maar ik, ik zal zingen over uw macht. Elke ochtend zal ik juichen over uw trouw. Want u beschermt mij tegen gevaar, bij u ben ik veilig. |
Als je eerlijk leeft, hoef je nergens bang voor te zijn. Maar als je liegt en bedriegt, zul je uiteindelijk gestraft worden. | Als je goed en eerlijk leeft, ben je veilig, maar als je liegt en bedriegt, zul je gestraft worden. |
Bij God zijn we veilig. Hij is onze schuilplaats, onze burcht waar we veilig zijn. Hij heeft ons altijd geholpen als we in moeilijkheden zaten. | Bij God zijn wij veilig. Hij helpt ons als we in nood zijn. |
Hij is de rots onder mijn voeten. Hij is de burcht waarin ik veilig ben. Ik zal niet verslagen worden door mijn vijanden. | Alleen bij hem ben ik veilig. Hij redt mij altijd, hij beschermt me. Er zal mij geen kwaad overkomen. |
Hij is de rots onder mijn voeten. Hij is de burcht waarin ik veilig ben. Ik zal niet verslagen worden door mijn vijanden. | Bij hem ben ik veilig. Hij redt mij altijd, hij beschermt me. Er zal mij geen kwaad overkomen. |
Als je bang bent voor wat mensen van je vinden, zet je een val op voor jezelf. Maar als je op de Heer vertrouwt, kan niemand je iets doen. | Je hoeft niet bang te zijn voor andere mensen. Vertrouw op de Heer, dan ben je veilig. |
De Heer is als een sterke toren. Rechtvaardige mensen rennen daarheen en zijn veilig. | Goede mensen zijn veilig bij de Heer, net zo veilig als in een stad met een sterke toren. |
Hij zei: Ik houd heel erg veel van U, mijn Heer. U geeft mij kracht. Heer, U bent de rots onder mijn voeten, de burcht waar ik veilig ben, mijn Bevrijder. U bent mijn God, de rots waarop ik kan vertrouwen, het schild dat mij beschermt, mijn Redder, mijn sterke toren waarin ik veilig ben. | Ik heb u lief, Heer. U geeft mij kracht. U beschermt me, bij u ben ik veilig. God, bij u kan ik me verbergen. U helpt mij en u bevrijdt mij. U redt me van mijn vijanden. |
Jeruzalem zegt: "Ik ben heel erg blij met de Heer. Ik juich over wie God is. Want Hij heeft mij gered. Hij is voor mij opgekomen. Daardoor ben ik nu net zo mooi als een bruidegom in zijn feestkleren, of als een bruid met al haar sieraden om." | De inwoners van Jeruzalem zullen zeggen: ‘Wij zingen van vreugde, we juichen voor de Heer. Want hij leerde ons om eerlijk en goed te leven, en hij maakte van Jeruzalem een veilige en prachtige stad! Onze stad is zo mooi als de kroon van een koning, zo mooi als de sieraden van een bruid.’ |