Want U bent mijn rots en mijn burcht. U zal mij leiden omdat U bent wie U bent. | Want Gij zijt mijn steenrots en mijn vesting, en om uws naams wil zult Gij mij voeren en leiden. |
De Heer is goed. Hij is een sterke Helper in tijd van nood. Hij zorgt voor de mensen die op Hem vertrouwen. | De Here is goed, een sterkte ten dage der benauwdheid; Hij kent hen die bij Hem schuilen. |
Voor mensen in nood is de Heer een veilige burcht. Bij Hem zijn ze veilig in moeilijke tijden. | Daarom is de Here een burcht voor de verdrukte, een burcht in tijden van nood. |
Hij zei: Ik houd heel erg veel van U, mijn Heer. U geeft mij kracht. Heer, U bent de rots onder mijn voeten, de burcht waar ik veilig ben, mijn Bevrijder. U bent mijn God, de rots waarop ik kan vertrouwen, het schild dat mij beschermt, mijn Redder, mijn sterke toren waarin ik veilig ben. | Hij zeide: Ik heb U hartelijk lief, Here, mijn sterkte, o Here, mijn steenrots, mijn vesting en mijn bevrijder, mijn God, mijn Rots, bij wie ik schuil, mijn schild, hoorn mijns heils, mijn burcht. |
Hij is de rots onder mijn voeten. Hij is de burcht waarin ik veilig ben. Ik zal niet verslagen worden door mijn vijanden. | Waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht, ik zal niet wankelen. |
Als je bescherming zoekt bij de Allerhoogste God, ben je helemaal veilig. Ik zeg tegen de Heer: "Bij U ben ik zo veilig als in een schuilplaats, zo veilig als in een burcht. U bent mijn God. Ik vertrouw op U." | Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen. Ik zeg tot de Here: Mijn toevlucht en mijn vesting, mijn God, op wie ik vertrouw. |
Hij is de rots onder mijn voeten. Hij is de burcht waarin ik veilig ben. Ik zal niet verslagen worden door mijn vijanden. | Waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht, ik zal niet te zeer wankelen. |
Dankzij zijn geld is een rijk mens helemaal veilig. Zo veilig als in een stad met hoge muren – denkt hij. | Het bezit van de rijke is zijn sterke stad, en als een hoge muur – in zijn verbeelding. |
De wetten van de Heer zijn een zegen voor de mensen die ze gehoorzamen. Maar voor slechte mensen betekenen ze ellende. | De weg des Heren is een beschutting voor de oprechten, maar onheil voor de bedrijvers van ongerechtigheid. |
Als je bang bent voor wat mensen van je vinden, zet je een val op voor jezelf. Maar als je op de Heer vertrouwt, kan niemand je iets doen. | Vrees voor mensen spant een strik, maar wie op de Here vertrouwt, is onaantastbaar. |
De Heer is als een sterke toren. Rechtvaardige mensen rennen daarheen en zijn veilig. | De naam des Heren is een sterke toren; de rechtvaardige ijlt daarheen en is onaantastbaar. |
Maar ik zal zingen over uw kracht. Elke morgen zal ik vrolijk zingen over uw liefde. Want bij U ben ik zo veilig als in een burcht. U bent mijn veilige plaats in moeilijkheden. | Ik echter bezing uw sterkte, des morgens jubel ik over uw goedertierenheid; want Gij waart mij een burcht, een toevlucht ten dage toen ik benauwd was. |