Net zo haalt een goed mens goede dingen tevoorschijn uit de goede voorraad in zijn hart. Maar een slecht mens haalt slechte dingen tevoorschijn uit de slechte voorraad in zijn hart. Want iemands woorden verraden wat er in zijn hart is. | De goede mens brengt het goede voort uit de goede schat van zijn hart, en de slechte mens brengt het slechte voort uit de slechte schat van zijn hart, want uit de overvloed van het hart spreekt zijn mond. |
Maar wij kijken uit naar iets wat er nog níet is. En we zijn er zeker van dat het komt. Daarom wachten we er vol vertrouwen geduldig op. | Maar als wij hopen wat wij niet zien, dan verwachten wij het met volharding. |
De hele aarde wacht vol spanning op het moment dat duidelijk zal worden wie de kinderen van God zijn. | Met reikhalzend verlangen immers verwacht de schepping het openbaar worden van de kinderen van God. |
Daarom wil ik dat jullie elkaar accepteren, zoals ook Christus ons heeft geaccepteerd. Want dat zal God eren. | Daarom, aanvaard elkaar zoals ook Christus ons aanvaard heeft, tot heerlijkheid van God. |
Want U bent goed, Heer, en U wil graag vergeven. U bent goed en vriendelijk voor alle mensen die U aanbidden. | U, Heere, bent immers goed, mild om te vergeven en rijk aan goedertierenheid voor allen die U aanroepen. |
Zelfs als ik door een diep, donker dal ga, een dal van moeilijkheden, ben ik nergens bang voor, want U bent bij mij. Met uw stok en uw herdersstaf beschermt U mij en stuurt U mij bij. Het troost mij dat U dat doet. | Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. |
Doe dus erg je best om te leven als verstandige mensen. Wees niet langer onverstandig. En gebruik je tijd goed. Want we leven in een slechte tijd. | Let er dan op dat u nauwgezet wandelt, niet als dwazen, maar als wijzen, en buit de geschikte tijd uit, omdat de dagen vol kwaad zijn. |
Maar steeds als ik dacht: "Nu ga ik vallen," hield U me overeind met uw liefde, Heer. | Toen ik zei: Mijn voet wankelt, ondersteunde Uw goedertierenheid mij, HEERE. |
En alles wat vroeger is opgeschreven, is opgeschreven om ons iets te leren. Want door die woorden worden we aangemoedigd om vol te houden in het geloof en om hoop te blijven houden. | Want alles wat eertijds geschreven is, is tot onze onderwijzing eerder geschreven, opdat wij in de weg van volharding en vertroosting door de Schriften de hoop zouden behouden. |
Maar dat is niet het enige. We zijn ook blij als we het moeilijk hebben. Want door moeilijkheden leren we om vol te houden. En doordat we leren volhouden, wordt onze geest sterk. En doordat onze geest sterk wordt, leren we om steeds meer op God te vertrouwen. | En dit niet alleen, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, omdat wij weten dat de verdrukking volharding teweegbrengt, en de volharding ondervinding en de ondervinding hoop. |
Steeds als ik wanhopig was, troostte U mij en gaf U mij weer hoop. | Toen mijn gedachten binnen in mij zich vermenigvuldigden, verkwikten Uw vertroostingen mijn ziel. |
Let er dus op, broeders en zusters, dat niemand van jullie besluit om de levende God niet langer te gehoorzamen. Want zo iemand is koppig en ongelovig. | Zie erop toe, broeders, dat er nooit in iemand van u een verdorven hart zal zijn, vol ongeloof, om daardoor afvallig te worden van de levende God. |
Niemand heeft ooit God gezien. Maar als we van elkaar houden, woont God in ons en zijn we helemaal vol van zijn liefde. | Niemand heeft ooit God gezien. Als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en is Zijn liefde in ons volmaakt geworden. |
Toen nam Hij de vijf broden en de twee vissen. Hij keek naar de hemel, zegende de broden en vissen en brak ze in stukken. Die gaf Hij aan de leerlingen om aan de mensen uit te delen. En de mensen aten tot ze genoeg hadden. Toen haalden ze de stukken op die waren overgebleven: twaalf manden vol. | En nadat Hij de vijf broden en de twee vissen genomen had, keek Hij op naar de hemel, en Hij zegende ze, brak ze en gaf ze aan de discipelen om aan de menigte voor te zetten. En zij aten en werden allen verzadigd. Wat zij overhadden van de stukken brood, werd opgeraapt: twaalf manden. |
Als je zeker weet dat God van je houdt en je dus vol bent van zijn liefde, hoef je niet bang voor Hem te zijn. Want volmaakte liefde verjaagt alle angst voor God. Want als je bang bent, komt dat omdat je bang bent voor straf. Als je bang bent, ben je nog niet helemaal vol van liefde. | Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit. De vrees houdt immers straf in, en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde. |
Ik wil de Heer altijd prijzen. Altijd zal ik Hem loven. | Ik zal de HEERE te allen tijde loven, Zijn lof zal voortdurend in mijn mond zijn. |
Daarom mogen we altijd vol vertrouwen naar Gods troon komen. God verlangt ernaar om ons te vergeven. Daarom zullen we van Hem vergeving krijgen wanneer we verkeerd hebben gedaan. Want Hij zal altijd goed en vriendelijk voor ons zijn. Hij zal ons op het juiste moment te hulp komen. | Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip. |
Laat elke ochtend uw stem horen als U vol liefde tot me spreekt. Heer, ik vertrouw op U. Laat me weten wat ik moet doen, want ik vertrouw op U. | Doe mij in de morgen Uw goedertierenheid horen, want ik vertrouw op U; maak mij de weg bekend die ik te gaan heb, want tot U hef ik mijn ziel op. |
Jullie moeten geduldig blijven doen wat God van jullie vraagt. Dan zullen jullie krijgen wat Hij jullie heeft beloofd. | Want u hebt volharding nodig, opdat u, na het volbrengen van de wil van God, de vervulling van de belofte zult verkrijgen. |
Vergeet niet wat Ik tegen je heb gezegd: 'Wees vastberaden en vol vertrouwen!' Wees dus nooit bang. Want Ik, je Heer God, ben met je, waar je ook gaat. | Heb Ik het u niet geboden? Wees sterk en moedig, schrik niet en wees niet ontsteld, want de HEERE, uw God, is met u, overal waar u heen gaat. |
Vroeger was jullie hart één en al duisternis. Maar nu zijn jullie vol van het licht van de Heer. Leef dan ook als mensen die bij het licht horen. | Want u was voorheen duisternis, maar nu bent u licht in de Heere; wandel als kinderen van het licht. |
Ik bid dat God de Vader in alles goed voor jullie zal zijn. En dat jullie vol zullen zijn van de vrede van God de Vader en van de Heer Jezus Christus. | Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heere Jezus Christus. |
Wees vastberaden en vol vertrouwen. Wees niet bang voor hen. Want jullie Heer God zal Zelf met jullie meegaan. Hij zal jullie niet in de steek laten. | Wees sterk en moedig, wees niet bevreesd en schrik niet voor hen terug, want het is de HEERE, uw God, Die met u meegaat. Hij zal u niet loslaten en u niet verlaten. |
Vriendelijke woorden zijn als honing voor de ziel en als medicijn voor het lichaam. | Lieflijke woorden zijn een honingraat, zoet voor de ziel, en genezing voor de beenderen. |
Wees vriendelijk en behulpzaam voor elkaar. Vergeef elkaar, net zoals God jullie in Christus heeft vergeven. | Maar wees ten opzichte van elkaar vriendelijk en barmhartig, en vergeef elkaar, zoals ook God in Christus u vergeven heeft. |
Gerelateerde onderwerpen
Liefde
De liefde is geduldig...
Angst
Israël, wees niet bang...
Spreken
Je tong heeft de...
Zegen
Ik wens jullie toe...
Hoop
Want Ik weet wat...
Naaste
De tweede wet, die...