Bijbelteksten over 'Wij'
Want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren. | Want als we leven, leven we voor de Heer. En als we sterven, sterven we voor de Heer. Of we nu leven of sterven, we zijn altijd van de Heer. |
Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook van zijn geslacht. | Want wij leven, bewegen en bestaan dankzij Hem. Dat hebben ook jullie eigen dichters gezegd: 'Wij lijken ook op hem.' |
Indien wij echter hopen op hetgeen wij niet zien, verwachten wij het met volharding. | Maar wij kijken uit naar iets wat er nog níet is. En we zijn er zeker van dat het komt. Daarom wachten we er vol vertrouwen geduldig op. |
En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, weten wij, dat wij de beden verkregen hebben, die wij van Hem hebben gebeden. | En als we weten dat Hij al onze gebeden beantwoordt, weten we dat we krijgen waar we Hem om hebben gevraagd. |
Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. | Wij houden van God omdat Hij eerst van óns hield. |
Wij hebben gezondigd en misdreven, wij hebben goddeloos gehandeld en zijn wederspannig geweest; wij zijn afgeweken van uw geboden en van uw verordeningen. | Ik geef toe dat wij veel verkeerde dingen hebben gedaan. We hebben niet geleefd zoals U het wil. We zijn U ongehoorzaam geweest. We hebben ons niet aan uw wetten en leefregels willen houden. |
Want wíj zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten. | Maar wij zijn bewoners van een Koninkrijk in de hemel. En zo moeten wij ook leven. En daar vandaan verwachten we ook de Heer Jezus Christus als onze Redder. |
Ook in de weg uwer gerichten hebben wij U verwacht, o Here; naar uw naam en naar uw gedachtenis ging ons zielsverlangen uit. | Ook als U rechtspreekt, vertrouwen wij op U, Heer. Wij verlangen met ons hele hart naar U en uw verbond. |
Voor ons nochtans is er maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en één Here, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem. | Maar voor ons is er maar één God. Dat is de Vader, die alle dingen heeft gemaakt, en voor wie wij gemaakt zijn. En voor ons is er maar één Heer: Jezus Christus. Door Hem heeft God alle dingen gemaakt. Door Hem bestaan ook wij. |
Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft. | Toen we nog vijanden van God waren, heeft God ervoor gezorgd dat we vrede met Hem konden sluiten. Namelijk door de dood van zijn Zoon. Daardoor zijn we vrienden van God geworden. En daarom is het nu ook zéker dat we elke dag worden gered en veilig zijn door het léven van zijn Zoon. |
Indien wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest het spoor houden. | Laat je dus leiden door Gods Geest. Dan zul je ook door de Geest op het rechte pad blijven. |
Laten wij niet moede worden goed te doen, want, wanneer het eenmaal tijd is, zullen wij oogsten, als wij niet verslappen. | Laten we nooit stoppen om goed te doen. Want uiteindelijk zullen we daarvan de zegen oogsten. Maar dan moeten we wel doorzetten! |
Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet. | Dus als we zeggen dat we één met Hem zijn, maar zelf in het donker leven omdat we Hem niet willen gehoorzamen, dan liegen we. Dan leven we niet vanuit Gods waarheid. |
Leer ons zó onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen. | Leer ons zó te leven, dat wij er wijs van worden. |
Het woord is betrouwbaar: immers, indien wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven. | Dit is de waarheid: als we met de Heer zijn gestorven, zullen we ook met Hem leven. |
En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. | Vergeef ons wat we verkeerd doen, net zoals wij ook de mensen vergeven die verkeerd tegen óns doen. |
Want al leven wij in het vlees, wij trekken niet ten strijde naar het vlees. | Want we zijn wel gewone mensen die in deze wereld leven, maar we gebruiken geen menselijke wapens. |
Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem blijven en Hij in ons, dat Hij ons van zijn Geest gegeven heeft. | We weten dat we één met Hem zijn en dat Hij één met ons is, doordat Hij ons van zijn Geest heeft gegeven. |
Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen. Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn. | Want we hebben niets op de wereld meegebracht toen we geboren werden, en het is duidelijk dat we ook niets uit de wereld kunnen meenemen als we sterven. Als we onderdak, eten, drinken en kleren hebben, moeten we tevreden zijn. |
Geliefden, indien God ons zó heeft liefgehad, behoren ook wij elkander lief te hebben. | Lieve broeders en zusters, als God zóveel van ons houdt, moeten wij ook van elkaar houden. |
Dezen beroemen zich op wagens en genen op paarden, maar wij roemen in de naam van de Here, onze God. | Sommige mensen vertrouwen op strijdwagens, andere mensen op paarden. Maar wíj vertrouwen op onze Heer God. |
Want wij hebben deel gekregen aan Christus, mits wij het begin van onze verzekerdheid tot het einde onverwrikt vasthouden. | Want wij hebben Christus gekregen. Tenminste, als we tot het einde toe ons geloof vasthouden. |
Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven? | Hoe zit het dan? Zullen we dan maar veel slechte dingen doen, zodat God ons veel kan vergeven? Nee, natuurlijk niet! Hoe zouden we op de oude manier verder kunnen leven? Ons oude, slechte 'ik' is toch dood? |
Want wij weten, dat, indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis. | Want we weten dat we maar tijdelijk in dit lichaam wonen. Net zoals je maar tijdelijk woont in een tent. Die aardse tent (= ons lichaam) zal op een dag worden afgebroken. Maar daarna geeft God ons in de hemel een eeuwig huis, dat niet door mensen is gemaakt (= ons hemelse lichaam). |
Hieraan hebben wij de liefde leren kennen, dat Hij zijn leven voor ons heeft ingezet; ook wij behoren dan voor de broeders ons leven in te zetten. | Jezus heeft ons laten zien wat werkelijke liefde is: Hij heeft zijn leven voor ons gegeven. Ook wij moeten ons leven voor onze broeders en zusters over hebben. |
Gerelateerde onderwerpen
Leven
De HERE zal u...
Vertrouwen
Vertrouw op de HERE...
Overlijden
Jezus zeide tot haar...
Liefde
De liefde is lankmoedig...
God
De HERE, uw God...
Zonde
Of weet gij niet...