Je weet niet waar de wind vandaan komt en waar hij naartoe gaat. En je weet niet hoe een kind groeit in de buik van zijn moeder. Zo weet je ook niet wat God aan het doen is.
Je weet niet in welke richting de wind gaat waaien. En je weet niet hoe een kind ontstaat in de buik van zijn moeder. Hoe weet je dan wat God doet, die alles gemaakt heeft?
Evenmin als u weet wat de richting van de wind is, of hoe het gaat met de beenderen in de buik van een zwangere vrouw, evenmin kent u het werk van God, Die alles maakt.
Maar als iemand op Mij vertrouwt, zal Ik goed voor hem zijn. Met hem zal het goed gaan. Hij lijkt op een boom die langs het water is geplant. Zijn wortels groeien tot aan de beek. Hij merkt de hitte niet eens. Zijn bladeren blijven altijd fris en groen. Als er een jaar geen regen valt, maakt hij zich geen zorgen. Er groeien altijd vruchten aan hem.