Schatten aan goddeloosheid baten niet, maar gerechtigheid redt van de dood. | Slechtheid levert schatten op waar je niets aan hebt. Maar als je goed bent, redt dat je leven. |
En ik weet wat het is vernederd te worden, ik weet ook wat het is overvloed te hebben; in elk opzicht en in alles ben ik ingewijd, zowel in verzadigd te zijn als in honger te lijden, zowel in overvloed te hebben als in gebrek te lijden. | Ik weet wat armoede is en ik weet wat overvloed is. Ik heb echt alles meegemaakt. Ik heb geleerd wat het is om genoeg te eten te hebben en ik heb geleerd wat het is om honger te hebben. Ik heb geleerd wat overvloed is en ik heb geleerd wat gebrek is. |
Want wie van u die een toren wil bouwen, gaat niet eerst zitten om de kosten te berekenen, of hij de middelen wel heeft om het werk te voltooien? | Als je een toren wil gaan bouwen, ga je toch eerst rustig uitrekenen wat het zal gaan kosten? Je moet toch weten of je het werk zal kunnen afmaken? |
Ook elke mens aan wie God rijkdom en bezittingen geeft en toestaat om daarvan te eten en zijn deel ervan te nemen om zich in zijn zwoegen te verblijden, dat is een gave van God. | Als God je rijk maakt, geeft Hij je de mogelijkheid om te eten en alles te hebben wat je nodig hebt. En om te genieten van alles waarvoor je zo hard hebt gewerkt. Dat is dan een geschenk van God. |
In de weg van Uw getuigenissen verblijd ik mij meer dan in alle bezit. | Het is fijner om uw wil te doen dan om heel erg rijk te zijn. |
Niemand kan twee heren dienen, want of hij zal de één haten en de ander liefhebben, of hij zal zich aan de één hechten en de ander minachten. U kunt niet God dienen en de mammon. | Je kan nooit twee heren dienen. Want je zal altijd meer van de één dan van de ander houden. Je kan niet God dienen, én Mammon. |
Rijkdom en eer komen van voor Uw aangezicht, en U heerst over alles. In Uw hand is kracht en macht, in Uw hand is het om ieder groot te maken en sterk te maken. | Als iemand rijk en machtig is, heeft U hem dat gegeven. Want U heerst over alles. U bent oppermachtig. U kan mensen groot en machtig maken. |
Wie dan de goederen van de wereld heeft, en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn hart voor hem toesluit, hoe kan de liefde van God in hem blijven? | Als je het goed hebt in deze wereld, maar je wil een arme broeder of zuster niet helpen, hoe kan Gods liefde dan in je wonen? |
Huis en bezit zijn een erfenis van de vaderen, maar een verstandige vrouw is van de HEERE. | Huis en bezit erf je van je ouders. Maar een verstandige vrouw is een geschenk van de Heer. |
De HEERE maakt arm en maakt rijk, Hij vernedert, ook verhoogt Hij. | De Heer maakt arm, en Hij maakt rijk. Sommige mensen vernedert Hij, andere eert Hij juist. |
Beter is een weinig met gerechtigheid, dan een veelheid aan inkomsten zonder recht. | Het is beter weinig te hebben, maar eerlijk te zijn, dan rijk te zijn en oneerlijk. |
Als bedroefden, maar toch steeds blij; als armen, maar die toch velen rijk maken; als mensen die niets hebben en toch alles bezitten. | We hebben verdriet, maar toch zijn we altijd blij. We hebben niets, maar toch maken we veel mensen rijk. We hebben niets, maar eigenlijk hebben we alles. |
En de HEERE bracht een omkeer in het levenslot van Job, toen hij gebeden had voor zijn vrienden. De HEERE vermeerderde alles wat Job bezeten had tot het dubbele toe. | Nadat Job voor zijn vrienden had gebeden, zorgde de Heer ervoor dat het weer goed ging met Job. Hij gaf hem het dubbele van wat hij vroeger had gehad. |
Waar het goed vermeerdert, vermeerderen zij die het opeten. Welk voordeel hebben dan de bezitters ervan, behalve dat hun ogen ernaar kunnen kijken? | Als iemand rijker wordt, heeft hij ook meer mensen die ervan moeten eten. En wat heeft de eigenaar er dan aan? Hij kan niet anders dan toekijken. |
De goddeloze leent en betaalt niet terug, maar de rechtvaardige ontfermt zich en geeft. | Slechte mensen vragen wel te leen, maar geven nooit iets terug. Maar goede mensen geven weg uit medelijden en vragen niets terug. |
Een rijke heerst over armen, en wie leent, wordt slaaf van de uitlener. | Een rijk mens heeft macht over arme mensen. Als je leent, kom je in de macht van de man van wie je geleend hebt. |
Maar laat de broeder die nederig is, zich beroemen op zijn hoge staat, en de rijke in zijn nederige staat, want hij zal als een bloem in het gras voorbijgaan. | Als je niet veel geld hebt, mag je er blij over zijn dat je voor God toch belangrijk bent. Maar als je rijk bent, moet je eraan denken dat God jouw geld niet zo belangrijk vindt. Want op een dag zul je er niet meer zijn. Net zoals een mooie bloem in het gras op een dag verdwenen is. |
En bij wie in de dorens gezaaid is, dat is hij die het Woord hoort; maar de zorgen van deze wereld en de verleiding van de rijkdom verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar. | Er zijn ook mensen die het woord horen, maar hun geloof wordt verstikt door de zorgen van de wereld en het verlangen naar geld. Er groeit geen vrucht aan hen. Zij zijn het zaad dat in de distels is gezaaid. |
Het losgeld voor iemands leven is zijn rijkdom, maar een arme krijgt zelfs geen bedreiging te horen. | Iemand die rijk is, wordt gedwongen om losgeld te betalen voor zijn leven. Een arm mens wordt niet eens bedreigd. |
U mag naast Mij geen goden van zilver maken, en goden van goud mag u ook niet voor uzelf maken. | Jullie mogen geen andere goden hebben, maar alleen Mij. Jullie mogen geen gouden of zilveren goden maken. |
En Petrus zei: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, zodat u gelogen hebt tegen de Heilige Geest en een deel achtergehouden hebt van de opbrengst van het stuk grond? Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en toen het verkocht was, bleef de opbrengst dan niet tot uw beschikking? Waarom toch hebt u deze daad in uw hart voorgenomen? U hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God. | Maar Petrus zei: "Ananias, waarom heb je je door de duivel laten opstoken om tegen de Heilige Geest te liegen? Want je hebt een deel van het geld voor jezelf gehouden. Toen je het land nog niet had verkocht, was het toch van jou? En toen je het had verkocht, mocht je met het geld toch doen wat je wilde? Waarom doe je dan alsof dit al het geld is? Je hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God." |
Gerelateerde onderwerpen
Materialisme
Want wij hebben niets...
Schulden
De goddeloze leent en...
Hebzucht
Wie het geld liefheeft...
Armoede
Jezus zei tegen hem...
Eerlijkheid
Mijn lieve kinderen, laten...
Rechtvaardigheid
Wie gerechtigheid en goedertierenheid...
Bijbeltekst van de dag
Wie is Hij, deze Koning der ere?De HEERE van de legermachten,
Hij is de Koning der ere. Sela