Gelukkig wie zijn richtlijnen volgen, Hem zoeken met heel hun hart. | Welzalig wie Zijn getuigenissen in acht nemen, die Hem met heel hun hart zoeken. |
Belast je hart niet met verdriet en houd je lichaam vrij van kwalen, want je jeugd en jonge jaren zijn al snel voorbij. | Weer dus de wrevel uit uw hart, en doe het kwade weg uit uw lichaam. De jeugd en jonge jaren zijn immers een zucht. |
Ik zal U loven met een oprecht hart als ik uw rechtvaardige voorschriften leer. | Ik zal U loven met een oprecht hart, wanneer ik Uw rechtvaardige bepalingen geleerd heb. |
Bezorgdheid maakt een mens neerslachtig, een hartelijk woord beurt hem op. | Bezorgdheid in iemands hart drukt het terneer, maar een goed woord verblijdt het. |
Almaar onvervulde hoop maakt ziek, vervuld verlangen is een levensboom. | Uitgestelde verwachting krenkt het hart, maar een vervuld verlangen is een boom des levens. |
Draag mij als een zegel op je hart, als een zegel op je arm. Sterk als de dood is de liefde, beklemmend als het dodenrijk de hartstocht. De liefde is een vlammend vuur, een vuurgloed van de HEER. | Leg mij als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uw arm. Want de liefde is sterk als de dood, de hartstocht onstuitbaar als het graf. Haar vonken zijn vurige vonken, vlammen van de HEERE. |
Maar houd u altijd aan de geboden die hij u in zijn onderricht gegeven heeft: heb de HEER, uw God, lief en volg de weg die Hij u wijst, leef zijn geboden na, wees Hem toegedaan en dien Hem met hart en ziel. | Alleen, neem zeer nauwlettend de geboden en de wet in acht die Mozes, de dienaar van de HEERE, u geboden heeft, namelijk dat u de HEERE, uw God, liefhebt, in al Zijn wegen gaat, Zijn geboden in acht neemt, zich aan Hem vasthoudt, en dat u Hem dient met heel uw hart en met heel uw ziel. |
Uw belofte heb ik in mijn hart geborgen, zo zal ik niet tegen U zondigen. | Ik heb Uw belofte in mijn hart opgeborgen, opdat ik tegen U niet zondig. |
Let er dus op, broeders en zusters, dat niemand van u door een kwaadwillig, ongelovig hart afvallig wordt van de levende God. | Zie erop toe, broeders, dat er nooit in iemand van u een verdorven hart zal zijn, vol ongeloof, om daardoor afvallig te worden van de levende God. |
Deze hoop zal niet worden beschaamd, omdat Gods liefde in ons hart is uitgegoten door de heilige Geest, die ons gegeven is. | En de hoop beschaamt niet, omdat de liefde van God in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, Die ons gegeven is. |
Ik vertrouw op uw liefde: mijn hart zal juichen omdat U redding brengt, ik zal zingen voor de HEER, Hij heeft naar mij omgezien. | Ik echter vertrouw op Uw goedertierenheid, mijn hart zal zich verheugen in Uw heil, ik zal voor de HEERE zingen, omdat Hij goed voor mij geweest is. |
Uw richtlijnen zijn mijn eeuwig bezit, ze zijn de vreugde van mijn hart. | Uw getuigenissen heb ik voor eeuwig in erfelijk bezit genomen, want zij zijn de vreugde van mijn hart. |
Dus eet je brood met vreugde, drink met een vrolijk hart je wijn. God ziet alles wat je doet allang met welbehagen aan. | Ga uw weg, eet uw brood met blijdschap, drink uw wijn met een vrolijk hart, want God schept al behagen in uw werken. |
Niet je kleren moet je scheuren, maar je hart. Keer terug tot de HEER, jullie God, want Hij is genadig en liefdevol, geduldig en trouw, en bereid het onheil af te wenden. | En scheur uw hart en niet uw kleren. Bekeer u tot de HEERE, uw God, want Hij is genadig en barmhartig, geduldig en rijk aan goedertierenheid, en Hij heeft berouw over het kwaad. |
Mijn zoon, heb aandacht voor mijn woorden, geef aan mijn uitspraken gehoor. Houd ze steeds voor ogen, bewaar ze in het diepste van je hart. | Mijn zoon, sla acht op mijn woorden, neig je oor tot wat ik zeg. Laat ze niet wijken van je ogen, bewaar ze in het binnenste van je hart. |
Mijn zoon, als je je verstand gebruikt, loopt mijn hart over van vreugde. | Mijn zoon, als je hart wijs is, zal mijn hart zich verblijden, ja, het mijne! |
Wijs mij uw weg, HEER, laat mij wandelen op het pad van uw waarheid, vervul mijn hart met ontzag voor uw naam. | Leer mij, HEERE, Uw weg, ik zal in Uw waarheid wandelen, maak mijn hart één om Uw Naam te vrezen. |
Nu dan – spreekt de HEER –, keer terug tot Mij met heel je hart, door te vasten, te treuren en te rouwen. | Ook nu echter, spreekt de HEERE, bekeer u tot Mij met heel uw hart, namelijk met vasten, met geween en met rouwklacht. |
Neig mijn hart naar uw richtlijnen en niet naar winstbejag. | Neig mijn hart naar Uw getuigenissen en niet naar winstbejag. |
Al trok een leger tegen mij op, mijn hart zou onbevreesd zijn, al woedde er een oorlog tegen mij, nog zou ik mij veilig weten. | Al belegerde mij een leger, mijn hart zou niet vrezen; al brak er een oorlog tegen mij uit, toch vertrouw ik hierop. |
Ik wil u loven, HEER, met heel mijn hart, vertellen van uw wonderdaden. | Ik zal de HEERE loven met heel mijn hart, ik zal al Uw wonderen vertellen. |
Hij zei tegen hen: ‘Begrijpen ook jullie het dan nog niet? Zien jullie dan niet in dat niets dat van buitenaf in de mens komt, hem onrein kan maken omdat het niet in zijn hart, maar in zijn maag komt en in de beerput weer verdwijnt?’ Zo verklaarde Hij alle spijzen rein. | En Hij zei tegen hen: Bent ook u zo onwetend? Ziet u niet in dat alles wat van buitenaf de mens binnengaat, hem niet kan verontreinigen? Want het komt niet in zijn hart maar in zijn buik en gaat in de afzondering naar buiten. Zo wordt al het voedsel gereinigd. |
Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Pleeg geen overspel.” Dit zeg Ik daarover: iedereen die naar een vrouw kijkt en haar begeert, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd. | U hebt gehoord dat tegen het voorgeslacht gezegd is: U zult geen overspel plegen. Maar Ik zeg u dat al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, in zijn hart al overspel met haar gepleegd heeft. |
Luister. Nu ik de weg moet gaan die ieder mens wacht, moet u tot in het diepst van uw hart beseffen dat geen van de beloften die de HEER, uw God, u heeft gedaan, onvervuld is gebleven. Hij heeft ze alle gestand gedaan en er niet één onvervuld gelaten. | En zie, ik ga heden de weg van heel de aarde, en u weet met heel uw hart en met heel uw ziel dat er geen enkel woord van al de goede woorden die de HEERE, uw God, over u gesproken heeft, onvervuld gebleven is. Alles is uitgekomen voor u, geen enkel woord ervan is onvervuld gebleven. |
Hij alleen is mijn rots en mijn redding, mijn burcht, ik zal niet wankelen. | Zeker, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn veilige vesting; ik zal niet wankelen. |