Bijbelteksten over Straf
Mijn zoon, een berisping van de HEER mag je nooit terzijde schuiven, zijn bestraffing moet je zonder afschuw ondergaan, want de HEER straft wie Hij liefheeft, als een vader die van zijn kinderen houdt. | Mijn zoon, verwerp de vermaning van de HEERE niet en heb geen afkeer van Zijn bestraffing. Want de HEERE straft wie Hij liefheeft, zoals een vader doet met de zoon die hij goedgezind is. |
Iedereen die Ik liefheb wijs Ik terecht en bestraf Ik. Zet u dus volledig in en kom tot inkeer. | Ieder die Ik liefheb, wijs Ik terecht en bestraf Ik. Wees dan ijverig en bekeer u. |
Wie verstandig is, ziet het gevaar en hoedt zich ervoor, wie onnozel is, gaat het tegemoet en zal daarvoor boeten. | Een schrandere ziet het kwaad en verbergt zich, maar onverstandigen gaan door en zullen daarvoor boeten. |
Allen die gezondigd hebben zonder de wet te kennen, zullen ook zonder de wet verloren gaan; en allen die gezondigd hebben terwijl ze de wet wel kennen, zullen door de wet worden veroordeeld. | Want zij die zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan, en zij die onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden. |
Een vermaning lijkt op het moment zelf geen vreugde te brengen, slechts verdriet, maar wie erdoor gevormd is plukt er op den duur de vruchten van: een leven in vrede en gerechtigheid. | En elke bestraffing schijnt op het moment zelf wel geen reden tot blijdschap te zijn, maar tot droefheid. Maar later geeft zij hun die erdoor geoefend zijn een vreedzame vrucht van gerechtigheid. |
Wie zonder het te weten zondigt tegen een van de geboden van de HEER en schuld op zich laadt door iets te doen dat niet toegestaan is, is strafbaar. | En wanneer een persoon zondigt en één van alle geboden van de HEERE overtreedt, wat niet gedaan mag worden, ook al wist hij het niet, dan is hij toch schuldig en moet hij zijn ongerechtigheid dragen. |
Maar wie niet weet wat zijn heer wil en zo handelt dat hij slaag verdient, zal weinig slagen te verduren krijgen. Van iedereen aan wie veel gegeven is, zal veel worden geëist, en hoe meer aan iemand is toevertrouwd, des te meer zal van hem worden gevraagd. | Wie echter zijn wil niet gekend heeft en dingen gedaan heeft die slagen verdienen, zal met weinig slagen geslagen worden. En van ieder aan wie veel gegeven is, zal veel teruggevraagd worden en van hem aan wie men veel toevertrouwd heeft, zal men des te meer eisen. |
Kom tot inkeer; bega geen misdaden meer, anders brengen die jullie ten val. | Keer terug en bekeer u van al uw overtredingen, dan zal de ongerechtigheid u geen struikelblok worden. |
De liefde laat geen ruimte voor angst; volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent, is de liefde niet tot volmaaktheid gekomen. | Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit. De vrees houdt immers straf in, en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde. |
Misbruik de naam van de HEER, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat Hij niet vrijuit gaan. | U zult de Naam van de HEERE, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HEERE zal niet voor onschuldig houden wie Zijn Naam ijdel gebruikt. |
Gelukkig de mens die door God wordt getuchtigd; wijs daarom de straf van de Ontzagwekkende niet af! | Zie, welzalig is de sterveling die door God gestraft wordt; verwerp daarom de bestraffing van de Almachtige niet. |
Laat ieder van u dan beseffen dat de HEER, uw God, u tuchtigt zoals een vader zijn kind. | Weet dan in uw hart dat de HEERE, uw God, u gehoorzaamheid bijbrengt zoals een man zijn zoon gehoorzaamheid bijbrengt. |
Wie met wijzen omgaat wordt zelf wijs, wie met dwazen verkeert, ondervindt schade. | Wie met wijzen omgaat, zal wijs worden, maar wie omgaat met dwazen, zal het slecht vergaan. |
Wie gelooft en gedoopt is zal worden gered, maar wie niet gelooft zal worden veroordeeld. | Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar wie niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden. |
Zeker niet, zeg Ik jullie, maar als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal op dezelfde wijze omkomen. | Ik zeg u: Nee, maar als u zich niet bekeert, zult u allen evenzo omkomen. |
De Heer blijkt dus vromen uit de beproeving te kunnen redden en onrechtvaardigen gevangen te kunnen houden tot de dag van het oordeel, om hen dan te straffen. | Dan weet de Heere ook nu de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen, maar de onrechtvaardigen te bewaren tot de dag van het oordeel, om gestraft te worden. |
Dus wie in Christus Jezus zijn, worden niet meer veroordeeld. De wet van de Geest die in Christus Jezus leven brengt, heeft u immers bevrijd van de wet van de zonde en de dood. | Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest. Want de wet van de Geest van het leven in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet van de zonde en van de dood. |
Maar bovenal, broeders en zusters, zweer geen enkele eed, niet bij de hemel, niet bij de aarde, nergens bij. Laat uw ja ja zijn, en uw nee nee, anders zult u veroordeeld worden. | Maar voor alle dingen, mijn broeders, zweer niet: niet bij de hemel, ook niet bij de aarde, en zweer ook geen enkele andere eed, maar laat uw ja ja zijn en uw nee nee, opdat u niet onder enig oordeel valt. |
Verkondig de boodschap, blijf aandringen, of het nu uitkomt of niet, wijs terecht, straf en vermaan met alle geduld dat het onderricht vereist. | Predik het Woord. Volhard daarin, gelegen of ongelegen. Weerleg, bestraf, vermaan, en dat met alle geduld en onderricht. |
God geeft eenzamen een thuis en gevangenen vrijheid en voorspoed. Maar opstandigen zullen wonen op dorre grond. | Een God Die eenzamen in een huisgezin plaatst, Die gevangenen uitleidt in voorspoed; maar de opstandigen wonen in een dor land. |
De HEER beschermt de vreemdelingen, wezen en weduwen steunt Hij, maar goddelozen richt Hij te gronde. | De HEERE bewaart de vreemdelingen, Hij houdt wees en weduwe staande, maar de weg van de goddelozen maakt Hij krom. |
Daarom zeg Ik u: elke zonde en elke godslastering kan de mensen worden vergeven, maar wie de Geest lastert kan geen vergeving ontvangen. | Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal de mensen vergeven worden, maar de lastering tegen de Geest zal de mensen niet vergeven worden. |
Maar de genade reikt verder dan de overtreding: als door de overtreding van één mens alle mensen moesten sterven, is het des te zekerder dat de genade van God, het geschenk dat we danken aan die ene mens, Jezus Christus, aan alle mensen overvloedig geschonken wordt. | Maar het is met de genadegave niet zoals met de overtreding. Want als door de overtreding van de ene velen gestorven zijn, veel meer is de genade van God en de gave door de genade die er is door de ene mens Jezus Christus, overvloedig geweest over velen. |
Rijkdom helpt je niet op de dag van Gods toorn, rechtvaardigheid redt van de dood. | Bezit baat niet op de dag van de verbolgenheid, maar gerechtigheid redt van de dood. |
Omdat een slechte daad niet snel bestraft wordt, is een mensenhart maar al te snel tot het kwaad geneigd. | Omdat het vonnis over een slechte daad niet snel geveld wordt, daarom blijft het hart van de mensenkinderen in hen vervuld van kwaaddoen. |
Bijbeltekst van de dag
Wie is Hij, die koning vol majesteit?De HEER van de hemelse machten,
Hij is de koning vol majesteit. sela