Zorg alstublieft voor mij. Red mij omdat U van mij houdt. | Laat het licht van uw gelaat over mij schijnen, toon uw trouw en red uw dienaar. |
Heer, wees alstublieft goed voor ons, want we vertrouwen op U. | Schenk ons uw trouw, HEER, op U is al onze hoop gevestigd. |
Kom Heer! God, doe er iets aan! Denk alstublieft aan de arme mensen! | Sta op, HEER, hef uw hand, God, vergeet de armen niet. |
Heer, bescherm mij alstublieft altijd, omdat U liefdevol bent en trouw. | U, HEER, U weigert mij uw ontferming niet, uw liefde en uw trouw zullen mij steeds bewaren. |
Heer, red ons alstublieft! Heer, zorg er alstublieft voor dat het goed met ons gaat! Gezegend is de man die namens de Heer komt. In het heiligdom van de Heer bidden we dat God goed voor jullie zal zijn. | Ach HEER, red ons toch, HEER, geef ons voorspoed. Gezegend wie komt in de naam van de HEER. Wij zegenen u vanuit het huis van de HEER. |
Laat ons alstublieft zien dat U van ons houdt, onze Heer God. Zegen alles wat we doen. Als U het zegent, zal het goed zijn. | Laat ons uw genade zien, Heer, onze God. Bevestig het werk van onze handen, het werk van onze handen, bevestig dat. |
Heer, God van de hemelse legers, zorg er alstublieft voor dat het weer goed met ons gaat. Wees weer goed voor ons, dan worden we gered. | HEER, God van de hemelse machten, keer ons lot ten goede, toon uw lichtend gelaat en wij zijn gered. |
Lieve Vader, voor U is alles mogelijk. Laat Mij alstublieft niet de wijnbeker van uw straf leeg hoeven te drinken. Maar Ik zal niet doen wat Ik Zelf wil, maar wat U wil. | Abba, Vader, voor u is alles mogelijk, neem deze beker van mij weg. Maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat u wilt. |
Ook de rijke man stierf en hij werd begraven. Toen hij in het dodenrijk zijn ogen opendeed, had hij heel veel pijn. In de verte zag hij Abraham, met Lazarus dicht naast zich. Hij riep: 'Vader Abraham, help mij! Stuur Lazarus alstublieft naar mij toe! Laat hem alstublieft zijn vinger in water dopen en mijn tong daarmee afkoelen! Want ik heb pijn in dit vuur!' | Toen hij in het dodenrijk, waar hij hevig gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte Abraham met Lazarus aan zijn zijde. Hij riep: “Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Lazarus naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dopen om mijn tong te verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlammen.” |
God, heb alstublieft medelijden met mij, omdat U liefdevol bent. Doe weg wat ik verkeerd heb gedaan, omdat U goed bent. Was mijn ongehoorzaamheid van mij af. Vergeef me mijn slechte daden. | Wees mij genadig, God, in uw trouw, U bent vol erbarmen, wis mijn wandaden uit, was mij schoon van alle schuld, reinig mij van mijn zonden. |
Maar de belasting-ontvanger bleef op een afstand van de tempel staan en wilde zelfs niet naar de hemel opkijken. Hij wrong zijn handen van spijt en zei: 'God, vergeef mij alstublieft de slechte dingen die ik heb gedaan!' | De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich berouwvol op de borst en zei: “God, wees mij zondaar genadig.” |